Hetgeen eveneens geldt voor de talen van de insulaire Keltisch sprekende gebieden Wales, Cornwall, Man, Ierland en Schotland, is de Bretonse zangtraditie één van de belangrijkste aspecten van de Bretonse taal en cultuur, en daarmee ook de Bretons identiteit. Ze worden op traditionele wijze gezongen, maar ook in diverse hedendaagse uitvoeringen van o.a. Yann-Fanch Kemener, Marcel Guilloux, Alan Stivell en niet te vergeten een verdienstelijk kinderkoor(!) Maîtrise de Bretagne.
Alhoewel tegenwoordig veel bekende Bretonse balladen of gwerzioù (meervoud van gwerz) doorspekt zijn met een archaïsche en mythologische inhoud, zijn ze desondanks nog maar recentelijk op schrift gesteld. Voor die tijd zijn ze louter via mond-tot-mond doorgifte overgeleverd. De oudst bewaarde Bretonse liedteksten dateren wel uit de middeleeuwen, alhoewel de eventuele bijbehorende muzikale notatie niet de tand des tijds heeft kunnen doorstaan, of waarschijnlijker, nooit is genoteerd. Het ontbreken van genoteerde bronnen van volksliederen uit het verleden hoeft niet altijd verband te houden met een voorgeschreven traditie, zoals dat bijvoorbeeld in de bardische traditie werd opgelegd. De oorzaak kan ook het gevolg zijn geweest van de ongeletterdheid van de volksmusici zelf. De meest complexe poëzie, die mogelijk ooit van muziek is voorzien, treft men in de toneelstukken of drama's aan, doch ook in de religieuze verzen bestaat een grote mate van kunstzinnigheid.
Bijna alle Middelbretonse poëtische teksten die ons bekend zijn, zijn bewaard gebleven vanuit kopieën buiten Bretagne. De vernietiging van alle Bretonse geschreven werken, die niet enige overeenkomsten met het geloof hadden, was het gevolg van het beleid van de 17e eeuwse missionarissen. De huidige kennis is daarom op het resterende incomplete, verstoorde materiaal gebaseerd. In ieder geval kan men het Middel-Bretonse materiaal met betrekking tot de poëzie-zang-repertoire, in drie categorieën te onderscheiden (Le Duc, 2006):
Populaire werken, dit zijn volksliederen, balladen, carols (dansliederen) en marsliederen. Hiervan zijn slechts fragmenten bekend, die in de kantlijnen van andere werken waren opgekrabbeld en die men eveneens in dramastukken aantreft. Ze zijn allen kort, alledaags en soms ontuchtig. Het profetische vers 'Dialoog tussen koning Arthur van de Bretonen, en Gwenc'hlan' (Dialog etre Arzur Roe d'an Bretounet ha Guynglaff) is waarschijnlijk het belangrijkste stuk uit deze groep. Verder zijn er de Novelov ancien ha devot (Les Noëls anciens et dévots: 'Oude en devote kerstliederen'), die in 1650 zijn gepubliceerd. Hiervan is een compilatie vervaardigd door Th. H. de la Villemarqué onder de titel (25 des) Anciens Noëls Bretons, gepubliceerd in Revue Celtique (1889-1892) (Villemarqué, 1889/1892). (Zie ook de pagina: Vormen en technieken: Terminologie: Engelse carol). Van deze liederen is een aantal in het Frans, doch wel met een grote variëteit aan versvormen en met behoud van de traditionele Bretonse versstructuur, zoals de toepassing van de karakteristieke binnenrijm. Ze waren overigens niet door de kerk goedgekeurd en werden vóór en niet tijdens de mis aangewend. Er is ook een aantal kerstliederen uit een laat manuscript bekend, in het dialect van Gwened (Vannes), waarin af en toe de karakteristieke binnenrijm van het Middel-Bretons was aangewend (Le Duc, 2006). Een andere bron van liederen, die ooit in bezit was van Th. H. de la Villamarqué en in het bezit van de voormalige ere-professor aan de Universiteit van Poitiers, Emile Ernault (Barz ar Gouet, 1852-1938) was gekomen, was het Doctrinal ar Christenien (Morlaix, 1828). Het is niet duidelijk waar dit werk is gebleven, doch er kan wel van gezegd worden dat bepaalde delen slecht gedrukt waren en derhalve moeilijk leesbaar (Corbes, 1937). Emile Ernault heeft overigens wel het een en ander in het werk gesteld om dit werk te transcriberen (Ernault, 1900).
Religieuze of geestelijke liederen (hymnen), staan bekend onder de zogenaamde cantiques (Bretons: kannenoù of kantikoù). Van pater Julien Maunoir (1606-1683) is het werk 'Canticoù spirituel' (1642) bekend. Een andere geestelijke, pater Marzin, discipel van pater Julien Maunoir, publiceerde een verzameling van cantiques onder de titel Hent ar Baradoz ('Le Chemin du Paradis', 'De weg naar het Paradijs')(Quimper-Corentin, 1650) en Ar Vuhez Kristen ('La vie chrétienne', 'Het leven van Christus', Quimper-Corentin, 1689). Beide werken zijn verloren gegaaan, doch zijn bekend via Bibliographie Bretonne (Levot 1852-1857) en Essai sur la Lange Bretonne (La Villemarqué, bij de eerste uitgave van Le Gonidec's Dictionnaire Français-Breton). In 1726 zijn door Charles Le Briz meer cantiques gepubliceerd (Brest; uitgave Malassis, heruitgegeven in 1784 en in de 19e eeuw) (Corbes, 1937).
In 1800 verscheen een woordenboek Bretons-Latijn, 'Grammatica Grammatica Latino-Celtica' (Praag, 1800), van de hand van de uitgetreden priester Alanus Dumoulin (1741-1811). Aan het slot het boek werden vijf liedteksten opgenomen, drie cantiques en twee profane liederen. (Dumoulin, 1800)(Corbes, 1937)
Poëzie en drama. Het oudst bekende exemplaar van poetisch werk in het Bretons (1519, gedrukt in 1575 te Morlaix): Mellezour an Mary ('Le mirouer de la mort' = 'Spiegel van de dood'). Dit lange gedicht, dat in de 17e eeuw nog populair was, bestaat uit 3600 versregels en handelt over de dood en de vier zaken met betrekking tot het hiernamaals: Dood, Rechtspraak, Paradijs en Hel.
De volgende drie 16e eeuwse religieuze Bretonse werken werden samen gepubliceerd:, en waren met een daarop volgende langere tekst (Passion et resurrection, zie onder de kop 'drama') verbonden: 'Vijftien vreugden van Maria' (Pemzec levenez Maria, incompleet en niet origineel), de 'Dood van de Maagd Maria' (Tremenvan an itron gwerche Maria, bevat een deel met verzen in het Latijn) het Buhez Mabden ('Leven van de Mens', een kleine preek, echter niet origineel maar vaak om zijn literaire kwaliteiten geciteerd). De laatste drie werken zouden zijn verbonden met een groter werk: 'Passie en wederopstanding' (An Passion hac an Resurrection, zie hierna).
Veel ander werken zijn niet als esthetisch werk bedoeld en zijn vaak directe vertalingen of omzettingen van Latijnse, Franse of Italiaanse werken. De oudste van dit type is het 'Bretonse urenboek' (Heuryou Brezonec ), gevolgd door 'Leven van St. Catherine' (Buhez an itron Santes Cathell, gedrukt in 1576). Latere Middel-Bretonse teksten zijn Confessional (1612, 1646), Doctrine chré (1620, 1622, Ledesme), Catachisme (1625, Bellarmin) en Vie, mort, miracles et canonisation de monsieur saint Yves (1623, Pierre de La Haye) (Le Duc, 2006).
Titelpagina van 'Le mirouer de la mort' (1575). Bron: Revue Celtique 31 (1910)
Opvallend genoeg zijn de Middel-Bretonse dramastukken goed vergelijkbaar met de Middel-Cornische mysterie-spelen. Sommige Bretonse drama's zijn verloren gegaan of slechts bekend uit citaatvermeldingen door de linguist Dom Le Pelletier (1663 - 1733) van de abdij van Landevenneg.
De oudste tekst is de Vie de sainte Nonne (Buhez Santes Nonn hag he map Deuy, ca. 1500), dat in eerste instantie een hagiografie van St.Dewy is. Uit dezelfde periode is La Destruction de Jerusalem, vooral bekend door Le Pelletier's citaten en waarvan slechts fragmenten van ca 600 versregels bewaard zijn gebleven. De Passion et resurrection (An Passion hac an Resurrection), zijn drie keer uitgegeven (1530, Parijs; 1536, Saint-Malo; 1609; Montroulez)(Le Duc). Dit toneelstuk is in de 17e eeuw als tragedie herschreven en werd tot in de 19e eeuw gelezen en gespeeld. De enige 'moderne' uitgave is van
Hersart de La Villemarqué, onder de titel Le grand mystère de Jésus, passion et resurrection. Drame Breton du Moyen Age.
Avec une é tude sur le théatre chez les nations celtiques (Parijs 1865). Het is een misvatting dat het stuk een vertaling uit het Frans zou zijn (Le Duc, 2006).
Het Leven van St. Gwennolé (Buhez Sante Gwenole), bestaat uit 1278 versregels. De bron hiervan is mogelijk uit de 9e eeuw en is het eerste werk waarin de legendarische verdronken stad Ys (Ker-Ys) wordt genoemd. Verder nog de mysterie-spelen met de titels Burzu bras Jean (1530) en het Leven van St. Barbara (Buhez santes Barba: Parijs, 1557; Montroulez, 1647). De laatste is één van dit soort werken over deze heilige, waarvan er veel Franstalig zijn gepubliceerd.
Het Leven van Genevieve van Brabant (Buhez Santez Genovefa ar Vrabant) is, mogelijk door een Jezuïet-pater in ca. 1640 gecomponeerd. Dit gedicht bevatte 3500 versregels. Latere reconstructie-kopieën, waarin de tekst werd uitgebreid en gemoderniseerd, zijn in 1775, 1800 en 1819 uitgegeven. Het werk werd vertaald in het Frans, hetgeen leidde tot een best-seller van de populaire edities, hetgeen weer leidde tot verkorte vertaalde versies naar het Bretons.
Het stuk 'Les Amourettes du vieillard' (Amourousted eun den coz penihy so orguet a vez ur plac’h, Montroulez 1674), is grotendeels verloren gegaan, en is louter bekend uit Le Pelletier's interpretatie. Enkele van de 300 bewaarde versregels bevatten sexueel gewaagd en obsceen materiaal (Le Duc, 2006).
Zie appendix A voor een overzicht van secundaire bronnen van Middelbretonse poëzie:
1.2 Feuilles volantes
Ar c'haner: Le chanteur de complaintes, ca. 1800. Gravure van Olivier Perrin (1761-1832).
Het grootste deel van het huidige bekende repertoire van de Bretonse volksliederen is pas in de 19e eeuw voor het eerst gepubliceerd. Het is voor een groot deel onbekend hoe oud ze zijn en door wie ze zijn geschreven, maar zijn door de mensen verzameld en vervolgens mond-tot-mond (oor) door de diverse volkszangers doorgegeven. De muziek en de teksten zijn meesal niet door dezelfde persoon gecomponeerd. Veel teksten zijn op oude bekende melodieën gezet. Als een zanger bijvoorbeeld een ballade (gwerz) over een bepaalde gebeurtenis of onderwerp schreef, maakte hij gebruik van een melodie die van te voren bekend was. Veel balladen en liederen zijn door geestelijken geschreven, dit waren jongeren van het platteland die bij de pastoor een beetje latijn leerden, alvorens een opleiding tot priester te krijgen. Doch vroeg of laat keerden ze toch terug naar hun dorp. Tijdens hun verblijf op het seminarie legden zij verzamelingen aan, die zij later toepasten voor het zelf schrijven van gwerzen en liederen.
De liederen zijn uiteindelijk mondeling doorgegeven en werden voor tal van gelegenheden gebruikt, zoals feesten, bedevaarten (pardons), huwelijk en ook voor de winteravonden bij de schoorsteen, bij het oogsten van het hooi en graan.
Veel balladen en hymnen zijn niet alleen oud, maar ze zijn bovendien vanwege het grote aantal strofen, ook nog eens erg lang. Niet voor niets werd van de zangers verlangd dat zij in het bezit waren van een goed geheugen. Als de tekst van liederen werd veranderd, was dit duidelijk met een reden. Niet louter om de lengte, maar bijvoorbeeld ook als jongere generaties niet door het repertoir werden aangesproken. Dit had mede tot gevolg, dat hetzelfde lied uiteindelijk in verschillende versies werd gezongen. Dit gold met name ook voor religieuze liederen die op de melodieën van bestaande gwerzen of liederen werden gezet of gwerzen die werden aangewend voor kantikoù.
Veel bekende zangers waren reizende kleermakers, voddenrapers (pilhaouerien), anderen waren arme zwervers en bedelaars die van stadspoort naar stadspoort trokken en hun liederen zongen. Ze verkochten eveneens gedrukte balladen en liederen op losse bladen (feuilles volantes). Deze 'balladen op losse bladen', zijn op z'n vroegst vanaf de 16e eeuw in Europa bekend (bijvoorbeeld de insulaire 'broadsheet ballads'), terwijl de traditie tot en met de eerste helft van de 20e eeuw nog in Bretagne in zwang was (Malrieu, 1983).
De Bretonse repetitor en kaakchirurg, Joseph Ollivier (1879-1946), publiceerde in 1942 een monumentaal werk met een overzicht van volksliederen die op feuilles volantes waren uitgegeven: Catalogue Bibliographique de la Chanson Bretonne sur feuilles volantes (Léon - Tréguier - Cornouaille) (Librairie Le Goaziou, Quimper; 1942) (Falc'hun, 1957). Een deel van Ollivier's catalogus, verscheen reeds eerder, vanaf 1938 in de periodiek Annales Bretagne(Ollivier, 1938 en verder).
(Zie eveneens het artikel: Vocale vormen, etc.: Ierland en Schotland: Broadsheet ballads)
1.3 Herleving van de traditionele muziektraditie van Bretagne
In samenhang met de 'Celtic Revival' van de 19e eeuw op de Britse eilanden, onstond eveneens een gelijksoortige Bretonse 'revival', die zorgde voor een hernieuwde belangstelling voor de Bretonse cultuur, waaronder de taal, literatuur, poëzie, muziek en dans. In 1839 verscheen de eerste bundel van een verzameling Bretonse liederen, Le Barzaz-Breiz van Th. H. la Villemarqué, waarna meerdere uitgaven van andere auteurs spoedig zouden volgen. In 1843 werd in Vannes de Association Bretonne
gericht, die in 1859 echter onder druk van de Franse regering weer werd ontbonden. In 1873 werd de instelling weer actief en ondanks de tegenwerking van de Franse regering bleef de Bretonse cultuur bloeien, gedeeltelijk onder invloed van de 'Gaelic Revival' in Ierland.
Tussen de beide wereldoorlogen kwamen de tradities (waaronder de muziek en dans) en taal van Bretagne weer onder zware druk te staan. De heersende malaise was er de oorzaak van dat er een ware exodus vanuit het platte land naar de grote Franse steden plaatsvond.
De Franse taal werd meer en meer gepromoot en de Parijzer cultuur werd als het ware als standaard beschouwd. Pas tijdens de jaren 1950-'60 ontstond weer langzamerhand een ware herleving van de Bretonse cultuur, die tijdens de jaren 1960-'70 werd versterkt onder invloed van de 'folk revival' van de Britse eilanden en de Verenigde Staten. Hetgeen uiteindelijk geresulteerde in de herleving van de plattelandstraditie op het gebied van muziek, lied, zangstijl en dans, alsmede het moderne
gebruik van oude instrumenten, zoals de doedelzak (binioù, veuze), bombarde, accordeon, fiddle (violon) en draailier (vielle à roue).
2. De publicaties van liederen in de 19e en 20e eeuw
2.1 Th. H. de la Villemarqué en F.M. Luzel
Théodore Hersart de la Villemarqué (1815-1895) Schilderij van Evariste Vital Luminais, 1884.
De reeds hiervoor genoemde Théodore Hersart de la Villemarqué (Bretons: Kenmarker, Kenvarker), een Bretonse edelman heeft met betrekking tot de Bretonse 'revival' een uiterst belangrijke rol gespeeld. Van zijn moeder (Marie-Ursele Feydeau de Vaugien, 1776-1847) was het bekend dat zij Bretons sprak. Tijdens zijn kinderjaren groeide hij op met de kinderen van de bedienden en boeren die in dienst stonden van zijn ouders in Quimperlé, van wie hij Bretonse liedjes leerde. Op late leeftijd studeerde hij in Parijs en verbleef daar veel jaren, doch keerde uiteindelijk terug, waarna hij zich verder verdiepte in de Bretonse taal. Alhoewel de Bretonse literatuur in zijn tijd niet veel voor handen was, was er daarentegen een rijke schat aan Bretonse traditionele liederen, die vele generaties lang, van mond-tot-mond waren doorgegeven. Zijn belangrijkste werk was Barzaz-Breiz (Barzhaz-Breizh, 'Liederen van Bretagne'), waarvan de eerste editie in 1839 verscheen. Vernieuwde edities met extra toevoegingen, werden in 1846 en 1867 gepubliceerd (noot 1). De 1867-editie werd nog vele malen heruitgegeven.
Gedurende de periode 1870-1974 heeft de authenticiteit van de Barzaz-Breiz ter discussie gestaan. De kritiek begon bij de publicaties van de collecties van François Marie Luzel: Soniou Breiz-Izel (1890) en Gwerzioù Breiz-Izel: Chants populaires de la Basse-Bretagne (1868-1874)(Luzel, 1868/1890), alsmede door de linguist Joseph Loth. Men beschuldigde Kenmarker ervan dat hij de teksten zelf had uitgedacht en dat zijn claim, dat veel van de poëzie van archaïsch origine was, in werkelijkheid helemaal niet zo oud bleek te zijn, zoals hij liet geloven. Villamarqué heeft echter nooit op deze aantijgingen gereageerd, en zette zijn werkzaamheden met betrekking tot de Bretonse literatuur gewoon voort. In 1959 publiceerde de Bretonse schrijver en linguist Francis Gourvil (1889-1984) 'Théodore-Claude-Henri Hersart de la Villemarqué', een kritiek op de authenticiteit van de inhoud van de Barzaz-Breiz.
Meer duidelijk werd verkregen na de ontdekking in 1964 van Villemarqué's veldwerkaantekeningen gedurende de periode tussen 1835-1892, waardoor de kritieken werden genuanceerd en Villemarqué werd gerehabiliteerd. Het onderzoeksresultaat van de muscicoloog en linguist Donatien Laurent aan deze aantekeningen, werd in een proefschrift in 1974 gepresenteerd en pas 15 jaar later publiceerd in 'Aux sources du 'Barzaz Breiz' (1989). Hierin werd aangetoond, dat Villemarqué het Bretons goed beheerste en dat veel van de verzamelde liederen wel degelijk representief waren voor de kenmerkende oraal-auditieve traditie in het Bretons. De misinterpretatie van Villemarqué's werk werd veroorzaakt door het bewerken van het verzamelde materiaal met als doel ze daarmee als het ware 'op te knappen': Een voor de wetenschap storende handelswijze, die tijdens de periode van de romantiek, gewoon was. Zo zijn er 'gebretoniseerde' werken, waarbij Franse woorden door het Bretons werden vervangen. Overigens is het duidelijk dat enkele van de werken, inderdaad van zijn eigen hand waren, met name het toegevoegde materiaal in de latere edities. (Corbes, 1937)(Morgan, 2006)(Yann-Fañnch Kemener in zijn voorwoord in: Villemarqué, 2003)
Ondanks alle kritieken uit het verleden, wordt de Barzaz-Breiz nog steeds als een belangrijk muziekhistorische werk met betrekking tot het Bretonse lied beschouwd. Villemarqué introduceerde als eerste een onderverdeling, die heden ten dage nog steeds wordt aangewend. In zijn voorwoord van de eerste editie (1839) meldt hij (Villemarqué, 2003)(Villemarqué, 1839):
"Comme eux je les ai divisés en trois catégories principales, à savoir: 1°, en chants historiques (Gwerzéennou); 2°, en chants d'amour (Sounennou); 3°, en chants religieux (Kanaouennou)."
In de latere uitgaven nuanceerde hij deze indeling echter verder:
1846:
-chants mythologiques, héroiques et historiques (liederen over mythologie, heldendaden en geschiedenis)
-chants domestiques et chants d'amour (volks- en liefdesliederen)
-légendes et chants religieus (legenden en godsdienstige liederen)
1897:
-chants mythologiques, héroiques, historiques et ballades
-chants de fêtes et chants d'amour (feest- en liefdesliederen)
-légendes et chants religieus
Gwerz: Penn-herez a Keroulaz ('L'héritière de Keroulas'): 1839; deel 2; p. 51, nr. XXIII
1846; deel 2; p. 105, nr. X
1867; p. 293, nr. XXIII.
Voor de tekst en toelichting, klik hier.
Een synthetische weergave van bovenstaande melodie
Sonnen: Kroaz Ann Hent ('La Croix du Chemin'): 1839; deel 2; p. 286, nr. XIV
1846; deel 2; p. 385, nr. XV
1867; p. 468, nr. XXXIX
Voor de tekst en toelichting, klik hier.
Een synthetische weergave van bovenstaande melodie
Kannen: Ar Baradoz ('Le Paradis'): 1839; deel 2; p. 355, nr. V
1846; deel 2; p. 461, nr. VII
1867; p. 514, nr. XLIV
Voor de tekst en toelichting, klik hier.
Een synthetische weergave van bovenstaande melodie
Van de hand van de abt J.G. Henry (1803-1880), verscheen drie jaar na de eerste uitgave van Villemarqué's Barzaz-Breiz een verzameling hymnen onder de titel Kanaouennou santel delennet ha reizet evit Escopti Kemper. Gand an toniou war gan-plen mentet (1842; L. Prud'homme, imprimeur et libraire, Saint-Brieuc) (Chansons Saintes choisies et corrigées pour l'évêche de Quimper, avec les airs en plain-chant mesuré)(Gewijde liederen, gekozen en verbeterd voor het bisdom van Quimper, met airs in het metrum van cantus planus)(noot 2)
Abt Henry was een persoonlijke vriend van Villemarqué, die in het bovengenoemde werk het voorwoord schreef. Abt Henry, op zijn beurt, hielp Villemarqué mee bij de taal-correcties voor de Barzaz-Breiz. Het boek bevat eveneens een Bretonse woordenlijst met de betekenis in het Frans. Zeer opmerkelijk is de muziek en bijbehorende Bretonse tekst aan het einde van het boek. De notatie is feitelijk in mensuraal kwadraatschrift, op een notenbalk met vier lijnen, voorzien van een moderne maatnotatie! (noot 2). Eveneens zijn de Bretonse muziektermen interessant: c'hreunen (noot), bé-blôd (molteken), diéz (kruisteken) en bé kornek (herstellingsteken) (Henry, 1842). Naast de geestelijke liederen bevat het werk oude airs (gwerziou), zowel in het Bretons als in het Frans of Latijn (bijvoorbeeld resp.: Eled an env, deut d'an douar, Combien j'ai douce souvenance, O filii en Dies irae.
Men vindt in de 'Kanaouennou santel' veel airs, alhoewel in iets gewijzigde vorm, terug die men ook in de Barzaz-Breiz van 1839 terugvindt. Anderzijds zijn er diverse airs, die niet in de uitgaven van Barzaz-Breiz zijn gepubliceerd, doch wel in Henry's werk zijn opgenomen.
De airs in de 'Kanaouennou santel' zijn vaak vergelijkbaar met de liederen, die in de Bretonse bisdommen, die tijdens de diverse heiligen-feesten worden uitgevoerd. (Corbes, 1937)
Twee pagina´s uit J.G. Henry's 'Kanaouennou santel' met bladmuziek. Opvallend is de mensurale kwadraatschrift-notatie met moderne maataanduidingen.
2.3 L.A. Bourgault-Ducoudray en N. Quellien
In tegenstelling tot Villemarqué en Henry, was Louis Albert Bourgault-Ducoudray (1840-1910) een geschoold musicus en gevierd componist van opera's en symfonieën. Hij was van 1878 tot 19808 tevens hoogleraar muziekgeschiedenis aan het conservatorium van Nantes. Hij verbleef in opdracht van de Franse regering, gedurende enige tijd in Griekenland en Turkije om de oosterse muziek te bestuderen. Dit leidde tot een publicatie van een verzameling van dertig Griekse melodieën in zijn Trente Mélodies populaires de Grèce et Orient (1876).
In augustus 1881 verliet hij Parijs om naar Bretagne te vertrekken, alwaar veel plaatsen bezocht en ontmoette Villemarqué in Keransker (bij Quimperlé), die voor hem (de reeds hierboven genoemde) de hymne Ar Baradoz zong.
Zijn aanwezigheid heeft Bourgault-Ducoudray geïnspireerd om zich in de Bretonse volksmuziek te verdiepen. Dit resulteerde in de publicatie van bewerkingen van een volkliederen in zijn 'Trente Mélodies Populaires de Basse Bretagne', met omzettingen naar het Frans door François Coppée(Bourgault-Ducoudray, 1885). Interessant is, dat Bourgault-Ducoudray een musicologische analyse geeft, waarin hij de modaliteit van de Bretonse muziek onderkent, een onderwerp dat later door Maurice Duhamel (1911) verder is uitgewerkt (Zie: Toonsystematiek: Keltische en naburige stijlen: Folk-modaliteit).
Een jaar voor zijn dood publiceerde Bourgault-Ducoudray een verzameling liederen uit Wales, Schotland en Ierland onder de titel 'Quatorze Mélodies Celtiques'. In 1931 verscheen een vereenvoudigde heruitgave (melodieën zonder begeleiding) van 'Trente Mélodies' (Bourgault-Ducoudray, 1931) .
Le Paradis (Ar Baradoz) een bewerking van Bourgault-Ducoudray in het Frans naar de gelijknamige hymne, die door de la Villemarqué in zijn Barzaz-Breiz was gepubliceerd. Bron: Trente Mélodies Populaires de Basse-Bretagne (1885). Bourgault-Ducoudray geeft aan het einde aan dat dit lied in de 'hypodorische modus' staat genoteerd: 'Gamme de la mineur sans sol dièse', met andere woorden de toonladder van 'A' mineur zonder 'g#'. Tegenwoordig hanteert men liever de term authentiek-mineur-toonladder of eolische toonladder. Klik op de afbeeldingen voor een vergroting.
Vier jaar na 'Trente Mélodies Populaire' verscheen de liederenbundel 'Chansons et Danses des Bretons' (1889) van de Bourgault-Ducoudray's tijdgenoot Narcisse Quellien (1848-1902). Het werk bestaat uit vier onderdelen:
Notes de Voyage (een uitgebreide inleiding)
Gwerz et Son (verzameling liedteksten)
Mélodies (bladmuziek voor de verzamelde liederen)
Airs de Dance (bladmuziek van de dansen)
2.4 M. Duhamel
Maurice Duhamel (1884-1940) luidt de pseudoniem voor Maurice Bourgeaux. In 1911 publiceerde hij in navolging van de studies van Bourgault-Ducoudray, een eigen onderzoek over de Bretonse modaliteit met de titel: Les 15 Modes de la Musique Bretonne (1911). Voor wat betreft zijn bijdragen aan het Bretonse lied, heeft hij belangrijke publicaties gedaan, waaronder 'Gwerziou ha soniou Breiz-Izel' (1913; Lerolle Editeurs, Paris, Rouart). Dit werk bevat de muzieknotaties van 432 airs, waarvan een groot deel afkomstig is uit François Luzel's Gwerziou Breiz-Izel en Soniou Breiz-Izel(Luzel, 1868/1890).
Luzel's verzameling bevatte veel liedteksten, doch de bijbehorende muziek ontbrak, waarbij Luzel deed geloven dat de muziek verloren is gegaan. Toch zijn ze in het begin van de 20e eeuw door Duhamel en zijn medewerkers teruggevonden. Veel airs zijn op het gehoor op muziek gezet of door middel van de fonograaf op rollen opgenomen, het laatste met name door François Valée en Francis Éven. Vallée meldde in zijn publicatie 'Les Airs des Gwerziou de Luzel', in 'Annales de Bretagne' (1900) dat hij de liederen heeft opgenomen van de zang van onder andere de 60-jarige zangeres Marc'harit Fulup (Marguerite Philippe) uit Pluzunet (Vallée, 1900). Eveneens zijn er liederen fonografisch geregistreerd door M. Bourdon aan de universiteit van Rennes. Deze universiteit is in het bezit van veel wasrollen, waaronder die van Vallée.
Het was Duhamel die de diverse airs publiceerde in zijn 'Gwerziou ha soniou Breiz-Izel'. Verder werkte hij samen met de schrijver Loeiz (Louis) Herrieu, bij de uitgave van liederen uit Vannes in 'Guerzenneu ha Soñnenneu Bro-Guéd' (1911, Editions Eromi, Lorient). Tevens bewerkte hij liederen uit Wales, die hij in zijn 'Mélodies kymriques, Bretagne et Pays de Galles' uitbracht. (Corbes, 1937)
2.5 Overige 20e-eeuwse publicaties
Hieronder vindt u een overzicht van nog enkele publicaties van traditionele liederen:
Titel
Auteur
Jaar van verschijning
Uitgever
Recueil de Chants Populaires bretons du pays de Cornouaille
H. Guillerm
1905
Imprimerie brevetée Francis Simon, Rennes
Kanaouennou Breiz-Vihan (Mélodies d'Armorique)
H. Laterre, F.Gourvil
1911
Imprimerie du Peuple, Carhaix
Éditeur H. Campion, Paris
De publicaties die in de vorige afdeling zijn besproken vormen, naast enkele andere, een rijke bron van Bretonse liederen, zowel in het Bretons als in het Frans. Th. Hersart de la Villemarqué stelde een indeling voor, om het Bretonse liedrepertoire als volgt in te delen: gwerzioù (balladen en elegies over mythologie, heldendaden, geschiedenis etc), sonioù (lichte en vrolijke liederen over de liefde, natuur, feest- en spotliederen etc.) en kannenoù (liederen met een religieus onderwerp). (Zie 2.1). De eerste twee categorieën waren de gebruikelijke indeling, de laatste (kannenoù of kantikoù) is door Villemarqué zelf toegevoegd. A. Brizeug maakte in zijn voorwoord van 'Telenn Arvor' (1929, Gwalarn) een nadere indeling voor de sonioù: sonioù, lichte en vrolijke liederen en poèmes, liederen over de natuur en liefde. (Corbes, 1937) François Luzel, maakte in zijn Soniou Breiz-Izel de volgende indeling van de sonioù (Luzel, le Braz, 1890)(Luzel, le Braz, 1890):
Enfantines (eenvoudige liedjes)
Chansons sentimentales (gevoelige liederen)
Mariages (liederen over het huwelijk)
Chansons humoristiques et satiriques (humoristische en satirische liederen)
Métiers (liederen over beroepen)
Chansons de soldats et chansons de bord (soldatenliederen en scheepsliederen)
Noëls et chansons religieuses (kerst- en religieuze liederen)
Tegenwoordig hanteert men voor de vocale muziek het volgende:
Gwerzioú (enkelvoud: gwerz), (in het Frans vaak als 'complaintes' of 'ballades' vertaald)(klaagzangen, elegies, lamenten). Dit zijn verhalende liederen of balladen met een historisch onderwerp, vaak met een heroïsche, magisch of mythologische invalshoek.
Sonioú (enkelvoud: son of sonnen), (Frans: chansons populaires)(volksliederen). Liederen over een tal van onderwerpen uit het dagelijks leven en allerlei gelegenheden, zoals liefde, huwelijk, beroepen, oogsten, feesten etc., maar ook kinderliedjes (sonioù evit bugale)
Kannenoú of kantikoù (enkelvoud: resp. kannen of kantik), (Frans: cantiques)(hymnen). Dit zijn liederen met een religieuze strekking, waaronder ook kerstliederen (nouelou) en -hymnen geschaard kunnen worden.
Kan da goroll, (Frans: chansons à danser). Liederen die dienen ter ondersteuning voor de diverse dansvormen (Becker, Le Gurum, 1996), waaronder de sonioù kan ha diskan
Terwijl de dansmuziek een regelmatige maatvoering kent, komen treft men veelvuldige onregelmatige maatsoorten aam in de Bretonse muziek. De geldt met name voor de oude Bretonse instrumentale airs, maar ook in het vocale repertoire, met name de gwerzioù en kantikoù, doch ook in de eenvoudige volksliederen. Men ziet dit vooral in de vorm van maatwisselingen en de samengestelde maatsoorten (3+2)/8 = 5/8, (2+2+3)/8 = 7/8 en (3+3+3)/8 = 11/8(Monjaret, 1984)(Becker, Le Gurum, 1996).
3.1 Gwerzioù
De gwerzen brengen ondermeer een historische boodschap met zich mee, waarmee men zich het verleden kan blijven herinneren. Hierbij is een groot deel gebaseerd op lokale gebeurtenissen die zich in het verleden afspeelden, waaronder tragische gebeurtenissen, zoals schipbreuk, moord, kindermoord, geweld, executies van helden en liefdesdrama's etc. Studies van individuele balladen hebben aangetoond, dat de details van de historische gebeurtenissen, die in de liederen zijn verwerkt, over zeer lange tijd behouden zijn gebleven. Dit soort details, kunnen bijvoorbeeld beschrijvingen zijn van reëele plaatsen of specifieke kenmerken van het Bretonse landschap of van de natuur. Als ooggetuigenverslagen, blijken de gwerzioù daardoor belangrijke bronnen, voor historische informatie voor de Bretonse cultuur te zijn. Becker en Le Gurun omschrijven de waarde van gwerz als volgt (Becker, le Gurun, 1996):
"Racontant des faits rarement gais (assassinats, enlèvements, naufrages, viols, infanticides...), la gwerz véhicule les sentiments collectifs du milieu et tient lieu de leçon moralisatrice pour la jeunesse"
Feiten die zeldzaam vrolijk zijn te noemen (moorden, schakingen, schipbreuken, verkrachtingen, kindermoorden...), maken de gwerz het voortuig van het collectieve sentiment van de omgeving en vervangt de les in zedelijkheid voor de jeugd. (Vrij vertaald door BD)
Er kan sprake zijn van constante elementen in de teksten, zoals namen, plaatsen of de 'kale' vertelling op zichzelf, met een spanningsveld ten opzichte van variabele elementen, zoals de beschrijving van het karakter en de loop van het verhaal. (Constantine, 2006). Een goed voorbeeld hiervan is de tekst van de hierboven genoemde gwerz uit de verzameling van de la Villemarqué: Penn-hérez Kéroulaz (l'Héritière de Keroulaz). Het oorspronkelijke verhaal is gebaseerd op belevingen van Azénor de Kerkroadez uit de 14e eeuw en wordt geprojecteerd op de lotgevallen van Marie de Keroulaz in de 16e eeuw, die door haar moeder werd uitgehuwelijkt en van verdriet, kinderloos stierf.
Naast historische onderwerpen bestaat er ook een ander vertelgenre, namelijk die van de mythologie en legenden, doch vaak voorzien van een religieuze context. Verhalend van de vele wonderen die aan de diverse heiligen zijn toegeschreven, die feitelijk uit hun levensbeschrijvingen, de zogenaamde hagiografieëen, zijn afgeleid.
Er zijn ook Keltische thema's die men in de Bretonse balladen aantreft. Een voorbeeld hiervan is de gwerz Santes Enori (Santez Henori)(St. Enori, St. Henori). Het verhaal handelt over een prinses die haar borst offert aan een slang om haar vader te redden. Deze ballade bevat complexe elementen, die identificeerbaar zijn als een Welshe triade, een Schots-Gaelisch volksverhaal en een middeleeuwse Frans liefdesverhaal (Constantine, 2006).*)
Zo is ook het karakter Merlijn (Welsh: Myrddin) uit de Arthurische legenden een onderwerp in de volgende vier gwerzen die men in de Barzaz-Breizh van de la Villemarqué aantreft: 'Distro Marzhin' ('Le retour de Merlin'), Marzhin barzh ('Merlin barde'), 'Marzhin divinour' ('Merlin devin') en 'Marzhin en e gavell' ('Merlin au berceau') (Villemarqué, 1839).
Een ballade die een nauwe analogie heeft met een Welsh gedicht in de Llyfr Du Caerfyrddin (Black Book of Camarthen), draagt de titel Iannik Skolan (Jean Scolan). Zoals veel andere balladen, is deze pas in de 19e eeuw opgetekend en wordt ook tegenwoordig nog veelvuldig gezongen. Het verhaal is eem krachtige dialoog tussen een moeder en haar ter dood veroordeelde zoon. (Constantine, 2006)**)
*)De tekst is te vinden in François Luzel's 'Gwerziou Breiz-Izel', vol. 1 (1868; Corfmat, Lorient), p. 161-167)(Luzel, 1868). Eveneens op de website: Son ha ton, chansons traditionelles bretonnes
**)De tekst is te vinden in François Luzel's 'Gwerziou Breiz-Izel', vol. 1 (1868; Corfmat, Lorient), p. 150-153)(Luzel, 1868). Hetzelfde thema treft men ook aan in de ballade Yannig Skolan (Yannick Skolan) in de Barzaz-Breizh (1839). Zie ook de website: Son ha ton, chansons traditionelles bretonnes
De gwerzioù zijn in het algemeen opgebouwd in rijmende coupletten, doch ook in tercetten of kwatrijnen (resp. twee-, drie- of vier-regelige stanza's). Vanuit de ritmiek van het onderliggende vers, kan een onregelmatig metrum van de muziek worden bewerkstelligd. De onderliggende muziek voor de gwerzen en kantiken is vaak voorzien van maatwisselingen en onregelmatige maatsoorten, zoals dat bijvoorbeeld uit het onderstaande blijkt:
Gwerz: Ar Bugel Koar ('L'enfant de cire'):
Ontleend aan François-Marie Luzel; Gwerzioù Breiz-Izel, deel 1; 1868 p. 142-145
De muziek is ontleend aan Maurice Duhamel; Gwerziou ha soniou Breiz-Izel; 1913 Opvallend is de afwisseling tussen een 5/4 en 4/4-maat.
Voor de tekst en toelichting, klik hier.
Een synthetische weergave van bovenstaande melodie
Het tegenwoordige repertoire aan hymnen (kantikoù of kannenoù) in het Bretons is afkomstig uit verschillende bronnen. Ten eerste de diversiteit aan geestelijke en profane liederen die uit verschillende streken van Frankrijk afkomstig zijn en die door verschillende prekers naar Bretagne zijn gebracht. In dit verband kan men bijvoorbeeld Julien Maunoir (1606-1683) noemen. Bekend is zijn eerder genoemde Canticou spirituel (1642), doch hierna verschenen in de 17e en 18e eeuw meerdere collecties.
Becker en Le Gurun geven in 'La musique Bretonne' aan, dat men bij het schrijven van de kantikou geen gebruik maakten van modi, zoals deze binnen het ecclesiastische modale systeem werden aangewend, doch wel via het principe van de Bretonse folkmodaliteit. Dit valt volgens hen af te leiden van Maunoir's inleiding van de Canticou spirituel, waarin hij naar Claude Lejeune (1530-1600), hofmusicus van Hendrik III, verwijst (Becker, le Gurun, 1996):
"la plupart des airs ..., est prise ... des airs, mesurez de Claude Lejeune, excellent musicien du Roi Henri III (sic.)"
Enerzijds zijn er populaire profane liederen, door de kerk voor hun doel aangepast, doch ook andersom is dit het geval, dat religieuze teksten naar volksliederen zijn omgezet en vervolgens op traditionele wijze, mond-tot-mond, zijn doorgegeven. Bij deze mondelinge doorgifte hebben de 'feuilles volantes' een rol gespeelt, hetgeen reeds in afdeling 1.1 is besproken.
De kersthymne uit Vannes (Bretons: Gwened), Jézus Kroédur, tro d'ho kavé, wordt op dezelfde melodie gezongen als die van de gwerz Ar C'hakouz ('Le Lépreux'), uit Cornouaille (Kerne) (Villamarqué; Barzaz-Breizh, 1839).
Een kantik uit de parochie Moustoir'ac (bij Locminé) is niet anders dan het lied Les Gars de Locminé, dat in zowel in Haute- als Basse-Bretagne wijd verspreid is.
De kantik O gred nerhus, desir santél uit Kanneneù get en tonneù, eskopti Guéned, Cantiques du pays vannetais (Vannes, 1891) komt voort uit de Franstalige Cantiques et Noës (Pellegrin, Paris, 1706) en is oorspronkelijk ontleend van een lied uit de 4e acte, scène 2 van de opera-ballet L'Europe galante (1697) van André Campra (1660-1744), musicus aan het hof van de Franse koning.
De Bretonse musicus en musicoloog Polig Monjaret, maakt in zijn collectie met Bretonse melodieën, Tonioù Breizh-Izel, een onderscheid tussen 121 roomskatholieke (kantikoù katolik) en 32 protestantse kantikoù (kantikoù ugunod). (Monjaret, 1984)
Zie appendix B voor een lijst van liederen op een religieuze grondslag van de 17e en 18e eeuw.
3.3 Sonioù
Zowel het lied en dans zijn in Bretagne aan de traditionele samenleving verbonden en zijn de motor voor het behoud van de Bretonse culturele eenheid. De sonioù zijn de volksliederen met een eenvoudige strekking. In tegenstelling met de gwerzioù is aantal strofen is beperkt, zodat ze gemakkelijk bereikbaar zijn en gemakkelijk om te onthouden. Ze spelen een belangrijke rol bij een diversiteit aan gebeurtenissen, waaronder verschillende feesten en zaken uit het dagelijks leven. De grote en kleine feesten hebben betrekking op gebeurtenissen die seizoengebonden zijn: de slacht van het varken, oogsten (b.v het binden van koren, roden van aardappelen, plukken van appels) en werkzaamheden in het najaar en winter (de bereiding van cider, 'ramaougerie d'pommé' = de bereiding van een soort jam van appels). In verband met het werk zijn er de 'chants de travail', dit zijn liederen (chants de travail) met een bepaalde cadens als basis, die dienen om zwaar werk te ondersteunen, van zowel voor het werk op het land, de ambachtslieden en op wasdag. (Defrance, 2000)
Daarnaast zijn er tal van gelegenheidsliederen met allerlei onderwerpen, huwelijk, liefde, beroepen, satire en humor, drink- en dronkenmansliederen en soldatenliedjes, alsmede kinderliedejs (sonioù evit bugale).
Het populaire volkslied: Son ar sister ook: Son ar chistr ('Chanson du cidre'):
Ontleend aan de collecties Yaouankiz a gan; 1951, Kanomp uhel; 1997 en Brezoneg 'n eur gana; 1991
Het lied wordt door veel hedendaagse artiesten uitgevoerd, waaronder Alan Stivell (1971) en is naast Bretonse artiesten, ook door buitenlands artiesten vertolkt, waaronder de Ierse groep The Chieftains (1986) en de Duitse groep Vermaledeyt (2010). Er bestaat ook een Nederlandse tekst op de muziek van de groep Bots (1976): 'Zeven dagen lang'. (http://www.youtube.com/watch?v=ZpRE3NvBH4g) http://www.youtube.com/watch?v=BrrcZmOd3Zo (http://www.youtube.com/watch?v=le6uFnLwqYU)
Voor de tekst en toelichting, klik hier.
Een synthetische weergave van bovenstaande melodie
Het populaire volkslied: Pardon Spezed ('Le pardon de Spezet'):
Ontleend aan de collectie Kanomp uhel; 1997
Het lied wordt door veel hedendaagse artiesten uitgevoerd, waaronder Alan Stivell (1972, 'Suite Sudarmoricaine') en Nolwenn Leroy. Naast Bretonse, is het ook door buitenlandse artiesten vertolkt, waaronder de Poolse groep Shannon (2003): (www.youtube.com/watch?v=7IUuE6e0kOE) http://www.youtube.com/watch?v=YyDnixex0cU")
Voor de tekst en toelichting, klik hier.
Een synthetische weergave van bovenstaande melodie
Deze liederen, waaronder Bretonse shanties en andere zeeliederen worden besproken in een apart hoofdstuk: Vocale vormen, genres, stijlen en technieken, in het artikel Maritieme en aanverwante genres: Bretagne: 'Chants de marins'. In het algemeen zijn deze liederen Franstalig (Yaouanq, 2004), doch hieronder een voorbeeld in het Bretons, een lied dat erg populair is geworden door de vertolking van hedendaagse artiesten, Tri martolod (Tri martolod yaouank). De context hiervan heeft betrekking op de Franse visserij bij Terre-Neuvas (Terre-Neuve = New Foundland). Yves de France wijst in dit verband naar een vocale begeleiding van een dans, 'ronde à trois pas', die karakteristiek is voor de maritieme volkstraditie aan de kust van Cornouaille. (Defrance, 2000)
Een zeer populair lied, een chant de marins: Tri martolod ('Trois marins'):
Ontleend aan de collectie Kanomp uhel; 1957/1997 p. 46-47
Het lied wordt door veel hedendaagse artiesten uitgevoerd, waaronder Alan Stivell en Nolwenn Leroy (www.youtube.com/watch?v=Z593IhlhR4s)
(www.youtube.com/watch?v=MKKaItZLx0U)
Voor de tekst en toelichting, klik hier.
Een synthetische weergave van bovenstaande melodie
Het mag duidelijk zijn dat, in tegenstelling tot de uitvoering van bijvoorbeeld de gwerzioù, waar meer ritmische vrijheid is geoorloofd, er voor de begeleiding van de dans minder ruimte voor vrijheid is. Het muzikale metrum en de passen van dansers zijn vanzelfsprekend strak aan elkaar gekoppeld.
De vocale uitvoeringsvormen voor de Bretonse dansmuziek worden aangewend, zijn grofweg (Pierre, Cario, 1999) als volgt in te delen:
de kan ha diskan (letterlijk: 'zang en tegenzang'). Deze zangtechniek wordt tegenwoordig voornamelijk uitgevoerd in de streken van de 'gavotte en ronde' (dañs tro) in Haute-Cornouaille. Deze wordt uitgevoerd door twee zangers (kanerien of chanteurs), de kaner ('eerste' zanger) en diskaner ('tegen'-zanger).
De kaner begint met het inzetten van eerste liedfrase, de diskaner zingt pas in de laatste maat van deze frase mee en neemt vervolgens de tweede frase over. Hierna valt de kaner wederom op de laatste maat van de tweede frase in en gaat daarna over naar de derde etc.
Er bestaat een apart repertoire van liederen, speciaal voor de kan ha diskan. Hierbij behoren velerlei dansvormen: gavottes, dañs plin; dañs fisel, dañs fañch plin, dañs ar podoù-fer, bal fisel, bal plin, pach-pi, polka en kost er hoet (Quentel, 2011).
die, waarbij de zang van één van de twee of drie solisten, wordt beantwoord met een koor van de dansers. Deze techniek komt voor in andere streken van de gavotte en van Vannes (Morbihan), dit zijn bijv. de sonioù voor de vocale ondersteuning voor de en dro en (zeldzaam) hanter dro(Guilcher, 1976).
De begeleiding wordt gezongen door twee of drie zangers, waarbij de muziek en beweging strak samengaan. Dikwijls houden de zangers zich dicht bij de dansers op, zodat zij goed hoorbaar zijn. Dit wordt toegepast voor de 'danse à double front' van Léon. De eerste zanger opent de dans, hetzij met een medezanger, hetzij met één of twee kameraden, die hun zang beantwoorden. (Guilcher, 1976)
De kan-ha-diskan-techniek wordt eveneens aangewend voor het vertolken van een complete suites. Een belangrijk voorbeeld hiervan is gezongen driedelige suite danñs tro van Haute-Cornouaille, die uit de volgende drie onderdelen bestaat (Guilcher, 1976):
In aanvang geven de zangers een uitvoering uit een gedichten- en melodie-repertoire, waarbij het niet noodzakelijk is dat tekst en melodie bij elkaar horen. De zanger kiest zowel de lyriek als de melodie naar eigen inzicht.
De inleiding tot de dans:
De zangers beginnen met de begeleiding van de eerste gavotte, een op een wandeling lijkende kettingdans. Niet te strak van vorm, begeleid door een eenvoudig lied,
ton simple (Bretons: ton kentan, de 'eerste melodie')('ton' = melodie, air, meervoud: tonioù). Muzikaal is deze opgebouwd uit acht maten met twee volzinnen zinnen van vier maten, met de frasering b.v. AA A'A' of AA BB. Het onderstaande lied heeft de structuur AB A'B':
Een voorbeeld van een 'ton simple', bestaande uit twee frasen van vier maten. Deze is in 1953 opgetekend aan de hand van de zang van P.M. Boudoin en J. Le Goff. Bron: (Guilcher, 1976)
Een synthetische weergave van bovenstaande melodie
Vervolgens de proloog, het tweede deel van suite dat functioneert als rustpunt van de suite. Na twee of drie coupletten van de ton simple, gaan de zangers over naar een ritme, die niet aan een strak muzikaal en bewegingsritme is gebonden. Aan de bestaande melodie, kan door de zanger naar persoonlijk smaak een tekst worden toegevoegd of een tekst om het publiek uit te nodigen om mee te doen. De volgende tekst is een voorbeeld van de voortzetting van het bovenstaande lied Avañsit 'ta, kamarad(Guilcher, 1976):
Avañsit 'ta, kamarad, pé oam on daou 'n em gavet,
Deom da gana eun dro zañs, o aliez a mem gret.
Ni mem kanet ha dañ, o nag ibatet on daou,
Ha konduiet merh he mamm o dre an asambleiou.
Ni mem kanet kanet ha dañset, o nag ibatet on tri,
Ha konduiet merh he mamm, o ken e lare 'merci'
Me ne n'oun ket deut amañ, o na da gomañs eun dañs,
Ha bremañ pe m'oun erru, me ne ran ket a vann,
Kar va boutou a zo toull, o na ma lerou zo 'fall,
Hag arhant me m'eus ket ken, o da gaved eur re all.
Red e me mond da Gerhaez, va zad a zo bet ive,
Da glask din eur botou koad, o nag eur lerou neve.
Da glask din eur botou koad, o nag eur lerou neve,
Pe vin erru barz ar ger, me a zañso adarre.
Mez me botou 'zo 'koad fao, ar re mañ 'zañse ket brao
Me lako chourig dindanne, ha lipo maout ar ger me.
(P.M. Boudouin, Plévin)(Guilcher, 1976)
Op een zeker moment gaan de zangers, bij het vertolken van de tekst, over naar het muzikale metrum van de dans. Dit regelmatige metrum wordt weldra door de dansers overgenomen (Guilcher, 1976):
∪ ∪ ∪ − ∪ ∪ ∪ − ∪ ∪ ∪ − ∪ − −
De dans, gavotte (dañs tro), het derde deel van de gezongen suite, wordt ondersteund door een ton double of ton long (Bretons: ton diwezhañ, de tweede 'ton'). Het tempo is levendig en strak.
Terwijl de melodielijn van de ton simple in het algemeen eenvoudig is opgebouwd, is voor de ton double meer vaardigheid en improvisatievermogen van de zangers vereist.
De ton double is samengesteld uit twee ongelijke delen, een 'phrase simple', feitelijk de melodie met de uitvoering van een 'ton simple' en een 'phrase double', dat een variatie van de eerste frase is, doch dit keer aangevuld met snel na elkaar opeenvolgende lettergrepen. Deze lettergrepen kunnen ook op de melodie van de 'ton simple' worden aangewend. Hiervan zijn diverse uitvoeringen meestal: ti la la la lè no, of figuren die daar op lijken, zoals la la la la lé, la la la lo of ti la la la la la la.
Het onderstaande voorbeeld bestaat uit een 'phrase simple' van vier maten ABA'B' en een 'phrase double' van acht maten: A'(C)BA'(C')B, waarvan C en C' ieder twee maten toevoegingen met lettergrepen zijn:
Een voorbeeld van een 'ton double', bestaande uit twee frasen van vier en acht maten, resp. 'phrase simple' en 'phrase double'. In 1954 opetekend aan de hand van de zang van A. Morvan en Th. Loandré. Bron: (Guilcher, 1976)
Een synthetische weergave van bovenstaande melodie
Bij de gezongen suite dañs tro, geldt dus de opbouw: ton simple (gavotte) - proloog - ton double (gavotte). Guilcher geeft het volgende schema voor deze drie onderdelen:
Beweging
Woorden
Ton (melodie)
Inleiding tot de dans
Langzame en onregelmatige loop
Ti la la la lèno
Volledige interpretatievrijheid
Tekst-proloog
Nauw op de melodie. Tendens tot het stabiliseren van het ritme
Dans
Passen van de gavotte
Ti la la la lè no
Gedicht
Ti la la la lè
Levendig en strak tempo. Een regelmatige maat. De melodie is nagenoeg vast.
Bekende uitvoerders van de kan ha diskan-techniek van het eerste uur van de Bretonse 'folkrevival', zijn de gebroeders Morvan ('Les Frères Morvan', vanaf ca. 1950) en de gezusters Goadec ('Les Soeurs Goadec', ca. 1960-1980).
4. Het liedrepertoire van Haute-Bretagne
Tot nu toe zijn de verzamelwerken van liederen uit het westelijk deel van het Bretonse schiereiland (Basse-Bretagne, Breizh-Izel of Pays Bretonnant) behandeld, alwaar Bretons (Brezhoneg), een van oorsprong insulaire, Keltische taal wordt gesproken, dit neemt niet weg dat het de moeite waard is, om enkele aspecten met betrekking tot de volksliederen uit oostelijke deel van Bretagne (Haute-Bretagne, Breiz-Uhel of 'Pays Gallo'), te noemen.
Ten eerste de taal. Haute Bretagne, is dat deel van Bretagne, waar naast het Frans, een Frans dialect gesproken. Deze streektaal wordt Gallo genoemd en is feitelijk een romaanse taal met invloeden uit het Bretons. 'Étude sur les chants populaires en français et en patois, de la Bretagne et du Poitou' (1859, Société Académique, Nantes) is een publicatie van de linguist Armand Guéraud (1824-1861) en wordt als voorloper beschouwd van een reeks van diverse uitgaven van volksliederen uit Pays Gallo (Malrieu, 1983). Het werk bevat een 300 volksliederen uit Comté-Nantais en Bas-Poitou, die afkomstig zijn uit de de achthonderd verzamelingen van de Societé Académique van Nantes.
Tientallen jaren na de Étude sur let chants van Guéraud, verschenen diverse collecties van Lucien Decombe (1837-1905), Adolph Orain (1834-1918) en Paul Sébillot (1843-1918).
De indeling van liederen van Haute-Bretagne wijkt nauwelijks af van die men voor de liederen van Basse-Bretagne toepast. Zo gaf Guéraud reeds de volgende indeling:
liederen over gewoonten en legenden, historische liederen (inclusief die vanuit oude boeken en manuscripten zijn overgenomen)(vergelijk 'gwerzioù');
liederen over gezellige gebeurtenissen, het dagelijks leven en ambachten, alsmede liederen met een satirische of fantasie-inhoud (vergelijk 'sonnenoù').
Sébillot, gaf een indeling van de derde groep: eenvoudige liedjes (chansons enfantines), mars- en dansliederen (chansons a marcher ou à danser), satirische- en spotliederen (chansons satiriques ou gouailleuses).
J'passi par un champ
Oò qu'n gniavait des preunes; (bis)
J'monti dans l'preunier
Pour en cueillir eune. V'là l'biau temps,
Tire lire lire,
V'là l'biau temps, pourvu qu'ça dure,
V'là l'biau temps revenu.
J'monti dans l'preunier
Pour en cueillir eune; (bis)
Mais v'là qu'arrivit
La bonne femme ès preunes. V'là l'biau temps, etc.
Mais v'à qu'arrivit
La bonne femme ès preunes. (bis)
-Ah! j't'y happe, mon gars,
A m'baisser mes preunes. V'là l'biau temps, etc.
J'débraisi mes hannes,
J'l'y montri ma leune: (bis)
-V'là par ioù, bonne femme,
J'vous renrai vos preunes V'là l'biau temps, etc.
(Saint-Jonan-de-l'Isle)
La bonne femme ès preunes (La bonne femme aux prunes). Deze versie is gebaseerd op die van Paul Sébillot. Bron: Littérature orale de la Haute-Bretagne (1881)
Een synthetische weergave van bovenstaande melodie
Zie appendix C voor een overzichtslijst van verzamelwerken van liederen uit Haute-Bretagne.
5. Annotaties en bronnen
5.1 Voetnoten
De chronologie van de uitgaven is nogal verwarrend. De eerste uitgave is van 1839 (Delloye, Parijs). Het werk zelf bestaat uit twee delen: 'Tome premi&egrav;r' en 'Tome second'. De uitgave van 1840 (Delloye) is een herdruk van de 1839-editie, doch wellicht zonder de aanvullende muziek. Deze wordt echter door de uitgever, verwarrend genoeg, 'Tome second' en '2e uitgave' genoemd. De uitgave door Delloye (1845) wordt '3e uitgave' genoemd, maar is eigenlijk dus pas de 2e uitgave. Deze is door Franck (Parijs, Leipzig) in 1846, in twee delen gepubliceerd, beide zijnde de '4e uitgave'. De 1867-uitgave (Didier, Parijs) is aangeduid met 6e (!) uitgave. Zie ook: www.archiv.org
Het Franse woord plain-chant, dat overigens ook in het Engels (plainchant) wordt gebruikt, laat zich slecht vertalen in het Nederlands. Men gebruikt meestal de omschrijving: éénstemmige (maatloze) kerkzang (zoals het Gregoriaans). Ik geef de voorkeur aan het gebruik van de Latijnse uitdrukking cantus planus. Er dient wel opgemerkt dat cantus planus, ondanks de uitdrukking 'plain-chant mesuré'geen metrum bezat! De liederen in de 'Chansons Saintes' blijken te zijn afgeleid uit een misboek met 'moderne' cantus-planus-bewerkingen, die door paus Pius X (1835–1914) zijn geëffectueerd. Deze liederen zijn sterk gelieerd aan de Bretonse liederen in de Doctrinal ar Christien (1628) (Corbes, 1937)(Ernault, 1900). (Zie ook: Toonsystematiek: Liturgische muziek en ecclesiastische modaliteit
Le Duc, G.; Breton literature [1] beginnings to c. 1900. In: Koch, J.T. (red.); Celtic Culture, a Historical Encyclopedia; 2006; ABC-Clio, Santa Barbara, Denver (USA), Oxford (UK); p. 2678-270
Falc'hun, F.; In het voorwoord van Bernard, D.; Inventaire des manuscrits légués par Joseph Ollivier à la Bibliothèque municipale de Rennes; In: Annales de Bretagne; 1957; vol. 64; nr. 64-4; p. 475-504
(On line beschikbaar op de website Persée: Portail de revues en siences humaires et sciences humaines et sociales; FR)
Ernault, E.J.M.; Doctrinal ar Christenien (1628); 1900; Morlaix; In: Archive für celtische Lexikographie, Teil 1; p. 213, 360, 556
(On line beschikbaar op Internet Archive: American Libraries)
Dumoulin, A.; Grammatica Latino-Celtica, scientiarum appetentibus viris composita; 1800; Praag, Bohemen; p. 185-194
(On line beschikbaar op Google Books)
Villemarqué, H. de la (red.); Anciens Noëls Bretons; In: Revue Celtique, deel 10-13; 1889-1892; Emile Bouillon, Paris.
(On line beschikbaar: Revue Celtique 10,
Revue Celtique 11, Revue Celtique 12 en Revue Celtique 13 op de website van Internet Archive: University of Toronto)
Morgan, P.; La Villemarqué. In: Koch, J.T. (red.); Celtic Culture, a Historical Encyclopedia; 2006; ABC-Clio, Santa Barbara, Denver (USA), Oxford (UK); p. 1076-1077
Villemarqué, T.H. de la; Barzaz-Breiz, Chants Populaires de la Bretagne; facsimile-/heruitgave (1867); 2003; Editions du Layeur, Paris
Villemarqué, T.H. de la; Barzaz-Breiz, Chants Populaires de la Bretagne; 1839; Delloye, Paris
(On line beschikbaar (deel 1) op Internet Archive: European Libraries On line beschikbaar (deel 1 + 2) (abusievelijk als 1859 opgegeven) op Internet Archive: European Libraries)
Villemarqué, T.H. de la; Barzaz-Breiz, Chants Populaires de la Bretagne; 1867; Didier, Paris
(On line beschikbaar op Internet Archive: European Libraries)
Luzel, F.M.; Gwerziou Breiz-Izel, Chants Populaires de Basse-Bretagne; vol. 1; 1868; Corfmat, Lorient.
(On line beschikbaar op Internet Archive: European Libraries)
Luzel, F.M.; Gwerziou Breiz-Izel, Chants Populaires de Basse-Bretagne; vol. 2; 1878; Corfmat, Lorient.
(On line beschikbaar op Internet Archive: European Libraries)
Luzel, F.M., le Braz; Soniou Breiz-Izel, Chants Populaires de Basse-Bretagne; vol. 1; 1890; Émil Bouillon, Paris
(On line beschikbaar op Google/Wikimedia als djvu-bestand)
Luzel, F.M., le Braz, A.; Soniou Breiz-Izel, Chants Populaires de Basse-Bretagne; vol. 2; 1890; Émil Bouillon, Paris
(On line beschikbaar van Google/Wikimedia als djvu-bestand)
Yaouanq, M.; Chants de Marins; 2004; Éditions Coop Breizh, Spézet
Henry, J.G.; Kanaouennou santel dilennet ha reizet evit escopti Kemper. Gand ann toniou war gan-plen mentet; 1842; Prud'homme, Imprimeur et Libraire, Saint-Brieuc
(On line beschikbaar op Internet Archive: European Libraries)
Bourgault-Ducoudray, L.A., Coppée, F; Trente mélodies populaires de Basse-Bretagne: Avec une traduction française en vers; 1885; Henry Lamoine, Paris, Bruxelles
(On line beschikbaar op Internet Archive: American Libraries)
Bourgault-Ducoudray, L.A., Coppée, F; Trente mélodies populaires de Basse-Bretagne; 1931; Henry Lamoine, Paris, Bruxelles.
Quellien, N.; Chansons et danses des Bretons; 1889; J. Maison-neuve, C. Leclerc, Paris
(On line beschikbaar op Internet Archive: Canadian Libraries: York University Libraries)
Vallée, M.F.; Les airs des gwerziou de Luzel, retrouvés et phonographiés; In: Annales de Bretagne, deel 16, no. 1; 1900; La Faculté des Lettres de Rennes; p. 130-135
(On line beschikbaar op Annales de Bretagne op de website van Gallica Bibliothèque Numérique, Bibliothèque Nationale de France)
Becker, R., le Gurun, L.; La musique bretonne; 1996; éditions Coop Breizh, Spézet; p. 8-13, 16, 17
Constantine, M.A.; Ballads and narrative songs: Breton. In: Koch, J.T. (red.); Celtic Culture, a Historical Encyclopedia; 2006; ABC-Clio, Santa Barbara, Denver (USA), Oxford (UK); p. 163-164
Malrieu, Patrick; Histoire de la Chanson populaire bretonne; 1983; Dastum et skol
Sébillot, P.; Littérature orale de la Haute-Bretagne; In: Les Littératures populaires de toutes nations, Tome 1; 1881; Maisonneuve et Cie, Paris; p. 259-294
(On line beschikbaar op Internet Archive: University of Toronto - Robarts Library)
Monjaret, P.; Tonioù Breizh-Izel, Musique populaire de Basse-Bretagne, Folk Music of Western-Brittany; 1984; Bodadeg Ar Sonerion (B.A.S.), Rennes; p. 158-188
Ollivier, J.; Catalogue Bibliographique de la Chanson Populaire Bretonne sur feuilles volantes (Léon, Tréguier, Cornouaille); In: Annales de Bretagne; 1938; vol. 45 nr. 45-3-4; p. 259-367
(On line beschikbaar op de website Persée: Portail de revues en siences humaires et sciences humaines et sociales; FR)
Ollivier, J.; Catalogue Bibliographique de la Chanson Populaire Bretonne sur feuilles volantes (Léon, Tréguier, Cornouaille) (vervolg); In: Annales de Bretagne; 1939; vol. 46 nr. 46-1-2; p. 122-181
(On line beschikbaar op de website Persée: Portail de revues en siences humaires et sciences humaines et sociales; FR)
Ollivier, J.; Catalogue Bibliographique de la Chanson Populaire Bretonne sur feuilles volantes (Léon, Tréguier, Cornouaille) (vervolg); In: Annales de Bretagne; 1939; vol. 46 nr. 46-3-4; p. 304-391
(On line beschikbaar op de website Persée: Portail de revues en siences humaires et sciences humaines et sociales; FR)
Ollivier, J.; Catalogue Bibliographique de la Chanson Populaire Bretonne sur feuilles volantes (Léon, Tréguier, Cornouaille) (vervolg); In: Annales de Bretagne; 1941; vol. 48 nr. 48-1-2; p. 114-209
(On line beschikbaar op de website Persée: Portail de revues en siences humaires et sciences humaines et sociales; FR)
Ollivier, J.; Catalogue Bibliographique de la Chanson Populaire Bretonne sur feuilles volantes (Léon, Tréguier, Cornouaille); In: Annales de Bretagne; 1941; vol. 48 nr. 48-3-4; p. 258-367
(On line beschikbaar op de website Persée: Portail de revues en siences humaires et sciences humaines et sociales; FR)
Defrance, Y.; L'Archipel des musiques bretonnes; 2000; Cité de la musique, Actes Sud; p. 51-55, 98
Guilcher, J.-M.; La tradition populaire de danse en Basse-Bretagne; 1976; Mouton, Paris, Le Haye; p. 240-278, 309, 325, 404, 405
Pierre, A., Cario, D.; La danse Bretonne; 1999; Editions Coop Breizh, Spezet; p. 34, 35
Naslagwerken
Koch, J.T. (red.); Celtic Culture, a Historical Encyclopedia; 2006; ABC-Clio, Santa Barbara, Denver (USA), Oxford (UK)
Www
Een zeer uitgebreide en goed gedocumenteerde website over het Bretonse lied, met veel teksten en bijbehorende muziek. Gebaseerd op een verscheidenheid aan collecties, zoals Barzaz-Breiz, Luzel, Duhamel etc. De muziek is bovendien als nwc of midi te downloaden: Quentel, P.; Son ha ton, chansons traditionelles bretonnes; bezocht in 2011; FR
Appendix A: secundaire bronnenmateriaal van Middelbretonse poëzie
Ernault, E.J.M. (red.); Le Mystère de Sainte-Barbe, monument de la langue Bretonne; 1887; Nantes.
(On line (uitgave 1888) beschikbaar op de website van Internet Archive: Community Texts)
Ernault, E.J.M. (red.); Le Mirouer de la Mort; In: Revue Celtique, deel 31; 1910; p. 60-99
(On line beschikbaar via de website van Internet Archive: University of Toronto)
Ernault, E.J.M.; Les vers bretons de J.Cadec; In: Revue Celtique, 20; 1899; Libraire Emile Bouillon (red.), Paris; p. 56
(On line beschikbaar op Internet Archive: University of Ottowa)
Ernault, E.J.M.; Doctrinal ar Christenien; 1628; Morlaix; In: Archive für celtische Lexikographie, Teil 1; p. 213, 360, 556
(On line beschikbaar op Internet Archive: American Libraries)
Ernault, E.J.M.; La Vie de sainte Nonne; In: Revue Celtique, deel 8; 1887; p. 230, 405
(On line beschikbaar op de website van Internet Archive: University of Toronto)
Villemarqué, H. de la (red.); Anciens Noëls Bretons; In: Revue Celtique, deel 10-13; 1889-1892; Emile Bouillon, Paris.
(On line beschikbaar: Revue Celtique 10,
Revue Celtique 11, Revue Celtique 12 en Revue Celtique 13 op de website van Internet Archive: University of Toronto)
Villemarqué, H. de la (red.); Grand Mystère de Jésus: passion et résurrection: drame breton du moyen âge avec une étude sur le théâtre chez les nations celtiques; 1865; Paris, Didier.
(On line beschikbaar (1866-uitgave) via de website van Internet Archive: Harvard University Library. Gescand door Google.)
Villemarqué, H. de la (red.); Poèmes Bretons du moyen-age; 1879; Librairie Académique Didier, Paris, Nantes
(On line beschikbaar via de website van Internet Archive: Harvard University Liberary. Gescand door Google.)
Keranpuil, G. de; Heures; vertaald door Stokes, Wh.; Middle-Breton Hours; 1876; Calcutta
Greban, A. (red.); Le Mystère de la Passion; 1878; G. Paris & G. Raynaud, Paris
(On line beschikbaar via de website van Internet Archive: Oxford University Library. Gescand door Google)
Chevaldin, L.E.; Les jargons de la farce de Pathelin; 1903; A. Fontemoing, Paris
(On line beschikbaar op de website van Internet Archive: University of Toronto)
Père J. Maunoir; Canticoù spirituel (Les Cantiques spirituels); 1642
Pelletier, Dom Le; Dictionnaire de la langue bretonne, où l'on voit son antiquité, son affinité avec les anciennes langues, l'explication de plusieurs passages de l'Écriture Sainte et des auteurs profanes; 1752
Appendix B: 17e en 18e-eeuwse kantikoù
De volgende lijst is gebaseerd op die van de Bretonse linguist Gwennolé Le Menn (1938-2009)(Malrieu, 1983) en bevat een verzameling aan liederen, voornamelijk op een religieuze grondslag, uit de 17e-18e eeuw:
(Een andere uitgebreide lijst van kantikoù kan in de catalogus van J. Ollivier worden gevonden (Ollivier, 1938 en verder))
Jaar/periode
Titel
Uitgever
1668
Cantic evit supplia ar Verc'hez glorius Vari d'ober ar c'hraç d'ar Roue a Franç da vea victorius var e oll enemiet, ha da obteni ar peoc'h entre ar Brincet kristen.
E. Montroulez, gedrukt in Plusquellec [Cat. Ollivier N. 214 (Ollivier, 1938)]
1685
Cantic spirituel en enor d'an Autrou Christ hon Salver
G. le Blanc, Quimper
< 1690
Cantic spirituel evit pelerinien S. Michel e Douarnenez
G. ar Blanc, Quimper
1690-1700
Cantic var buhes ar map prodic
Des Verges, Kemper
17e-18e eeuw
Cantic spirituel voar ar buhez sant Isidor patron al labourerien
Canticq en enor dar miracl carentezus à eure ar Verc'hes glorius Vari en andret de S. Theophilus
Cantic spirituel voar ar chapelet bihan
Cantic spirituel voar poan en deuoue hor Salver o tougen ar Coras
Cantic spirituel voar ar buhez Marz Aegzptianes
Cantic spirituel var buez sant Dider
Buez an Outro Sant Melar, Patron eus a Illis Lanmeur. Troet a c'hallec en brezonec er bla 1732
Ledan, Morlaix [Cat. Ollivier N. 2162]
1748
Burzudou a vuez sant Goulc'hen
Ar Sieur, Leon
1760
Cantic composet gant eur servigerez santel. hanvet Bonne Armelle.
E. Landreger en thy La Porte, imprimer eus an Escoptyn
1770
Canticq spirituele enn inour Sant Eutrop
Vannes
1788
Chanson nevez var imperfection ar grague
18e eeuw (?)
Dialog etre ar c'horf hac un ene touchant ar Retraet
18e eeuw
Canoen spirituel eus en daou viraclou arriuet en illis Santes Anna tost d'Alre en Breiz
Cantic ne'voe' voar sujet pevarzec den a so bet beuet [Cat. Ollivier N. 228 (Ollivier, 1938)]
Cantic spirituel voar ar juget vez ar Goel ar Sacrsment, ha Goel Sant Ian, hag en traou al estraordinal
Appendix C: lijst van verzamelingen van liederen uit Haute-Bretagne
In het onderstaande overzicht treft u een overzicht aan van verzamelwerken, die sinds de 19e eeuw en vóór 1980 zijn verschenen (Malrieu, 1983)
(Meer recente uitgaven (na 1980) met verzamelingen van liederen uit Haute-Bretagne vindt u op de website Le Chant gallo.)
Armand Guéraud (1824-1861); Étude sur les chants populaires en français et en patois, de la Bretagne et du Poitou; 1859; Société Académique, Nantes
Claude Pavec/A. Guéraud; Chants populaires de la Haute-Bretagne
recueillis par un guérandais de 1809, habitant Savenay depuis 50 ans; 1884; J.J. Allair, Savenay. A. Guéraud was tevens een medewerker van Claude Pavec. De uitgave bevat dansliederen, 24 'rondes', vier 'bals croisés, twee liederen over de zee en een 'lichtmis'-lied.
Lucien Decombe (1837-1905); Chansons populaires recueillies dans le Département d'Ille-et-Vilaine; 1884; H. Caillière, Rennes
Een 462 pagina's boek met 130 liederen, voorzien van bladmuziek, met een kleine toelichting over de woorden en zinsbouw van het Gallo.
Adolph Orain (1834-1918);
In: Eugène Rolland; Le Recueil de chansons populaires, deel 5; 1887
Chansons de la Haute-Bretagne; 1902; Hyacinthe Cailliè, Rennes
Paul Sébillot (1843-1918), schreef een tal van werken over de folklore en tradities van Haute-Bretagne in de vorm van vertellingen, legenden en liederen. Met een diversiteit aan onderwerpen: boeren, de visserij, de zee, legenden, historie, tradities, bijgeloof, etc. Deze werken bevatten zo'n 500 liederen.
Bijvoorbeeld: Littérature orale de la Haute-Bretagne; In: Les Littératures populaires de toutes nations, deel 1; 1881; Maisonneuve et Cie, Paris.
Louis-Arthur Lemoyne de La Borderie (1827-1901); Chansons Populaires de Haute Bretagne; In: Revue de Bretagne et de Vendée, deel XII (1894), deel XIII (1895) en XVIII (1897)
François Duine (1870-1924); Chansons populaires du pays de Dol; In: Annales de Bretagne; deel 13, 14 en 17; (1897-1902)
Abel Soreau (1845-1909); Vieilles chansons du pays nantais recueillies et transcrites, avec accompagnement de piano; 1901-1905; Imprimerie-Libraires des écoles, Nantes
Vijf bundels met vijftig liederen, inclusief muziek en bewerkingen voor piano.
Louis Esquieu (1865–1927); Cahier de chansons populaires recueilles en Ille et Vilaine; 1907; Imprimerie A. Kaigré, Brest
81 liederen, zonder muzikale notaties.
Eugène Herpin (1860-1942); Vieilles chansons de Saint Malo; 1909; J. Haize, Saint-Servan
Naast populaire literaire romans bevat dit werk liederen van Terre-Neuvas (de Franse visserij bij Terre-Neuve = New Foundland), liederen over de lokale geschiedenis en gelegenheidsliederen van Saint Malo.
Jeanne Couffon de Kerdellec'h; Trente vieilles chansons du pays Retz; 1927; Éditions Heugel, Paris
Simone Morand (1914-2001);
Chansons recueillies en Ille et Vilaine; 1936; Imprimerie Bretonne, Rennes Met twaalf liederen
Anthologie de la chanson de Haute Bretagne: Penthièvre, Pays Malouin, Pays de Rennes et d'Outre-Ille, Redon, Brière, Pays de Nantes; 1976; G.P. Maisonneuve et Larose, Paris. De verzameling bevat 250 liederen.
le B. de V.(?); Chansons de Pays Gallo; 1937; Imprimeries réunies. 14 liederen uit de streek Redon
Maurice Duhamel; Chansons de Haute-Bretagne; 1938; Henry Lemoine, Paris, Bruxelles. Collectie van twintig liederen
Jean Choleau (1879-1965) en Marie Drouard (1887-1966); Chansons et danses populaires de Haute Bretagne, deel 1-4; 1938-1942; Vitré Unvaniez Arvor
M. le Bris, A. le Noac'h; Chants de Pays de l'Oust et du Lié; deel 1 t.m. 4; 1968/73/79/81; Dastum, Loud´ac Verzameling liedeen voor de streek Loudéac. Totaal 200 liederen en twee instrumentale airs.
Redactioneel; Complaintes et chants de circonstances des pays de Vilaine; 1976; Cercle Celtique de Redon. Bevat dertig liederen.
Redactioneel; Sonneneu a vro Gwened Ihuel; 1977; Cercle Celtique de Questembert. Met vijftien liederen.
Fernand Guériff; Chansons de Brière; 1974, Parc Naturel Régional de Brière. Een collectie van vijftig liederen.
Gaït Corvaisier; Chants et danses du Pays Fougerais; 1975; In: Bulletin et mémoires de la Société archéologique et historique de l'arrondissement de Fougères, no. 16; p.97-215
Le Lian, is een tijdschrift voor vrienden van de taal Gallo, met volksliederen uit Haute Bretagne