Musicologie van de Keltische en naburige stijlen
[Home][Info][Introductie][Cultuurhistorische onderwerpen][Dans en danshistorie][Vorm, technieken en idioom][Toonsystematiek][Akkoordenleer][Harmonie][Extra]

[Home][Auteur: Ben Dijkhuis][Laatste update: 22-08-2020][Hoofdstuk: Vorm, technieken en idioom][Gebruiksvoorwaarden]

"C'est en passant sul' pont d'Morlaix
C'est en passant sul' pont d'Morlaix
Haul away, old fellow away!
La belle Hélène j'ai rencontrée
Haul away, old fellow away!

Eerste couplet van een traditionele Bretonse shanty

Vocale vormen, genres, stijlen en technieken
Deel 5: Maritieme en aanverwante genres

INHOUD van deze pagina (verberg)

  1. 1. Shanties, zeemans- en waterliederen
    1. 1.1 Inleiding
    2. 1.2 Shanties
  2. 2. Zeemans- en andere waterliederen uit het Engelstalig repertoire
    1. 2.1 Northumbrië
    2. 2.2 Ierland/Schotland
  3. 3. Bretagne: 'Chants de marins'
  4. 4. Annotaties en bronnen
    1. 4.1 Voetnoten
    2. 4.2 Geraadpleegde bronnen

1. Shanties, zeemans- en waterliederen

1.1 Inleiding

Er zijn redenen genoeg om dit onderdeel in een apart kader te plaatsen. Het aantal liederen met betrekking tot de scheepvaart is tenslotte erg groot en niet altijd strak aan een bepaalde nationaliteit gebonden. Er zijn raakvlakken zowel met de zeevaart (marine, koopvaardij, visserij), als met de kust- en riviervaart. Het is bijzonder opvallend dat het zeemanslied, vooral tegenwoordig, een populair item onder de musici binnen de folk-traditie blijkt te zijn. Met name de Engelstalige liederen die door folkgroepen en zangers uit Ierland en het Verenigd Koninkrijk (Schotland, Engeland en Wales) worden vertolkt. Hetgeen overigens ook geldt voor de Franstalige zeeliederen ('chants de marins' = 'liederen van de zeelieden'), die in Bretagne populair zijn. Doch ook voor de rest van het Europese vasteland, bestaat een grote belangstelling voor het zeemanslied, dit blijkt bijvoorbeeld uit het groot aantal shanty-koren in Nederland, dat zowel shanties als andere zeeliederen op het repertoire hebben staan.

Om zeemansliederen verder te kunnen bestuderen, dient er eerst een duidelijk onderscheid gemaakt te worden naar het genre, met name met betrekking van de oorspronkelijke toepassing van een lied. De meeste liederen, waar het hier om gaat stammen uit de tijd van de grote zeilschepen met rechthoekige zeilen. In eerste instantie kent men de groep van de traditionele 'navy-songs', 'boat-songs' of 'zee-balladen' en in tweede instantie de reeds hiervoor genoemde shanties.
De eerste groep waren bijvoorbeeld bedoeld ter recreatief vermaak voor de zeelieden en werden ook wel 'main-hatch songs' of 'fore-bitters' genoemd ('main-hatch' was de toegang tot lager gelegen dekken).
De term shanty, wordt gebruikt om voornamelijk de Engelstalige werkliederen aan te duiden, die werden gezongen om het zware werk ritmisch te ondersteunen. De shanty diende dus zuiver als werklied en was dus niet, zoals de 'main-hatch songs', voor de recreatie bedoeld. (Doerflinger, 1951)

1.2 Shanties

De etymologie van de term shanty (een minder correcte schijfwijze is chantie), blijkt een punt van discussie, doch men neemt in het algemeen aan, dat het afkomstig is van een verbasterde Franse werkwoordsvorm chantez, van het werkwoord chanter (= zingen). In de Engelstalige zeevaarttradities zijn overigens meerdere Franse invloeden te herkennen. Eén van de populairste hauling-chanties is Boney was a Warrior met Napoleon als held. Verder kan er geen groter compliment aan een scheepsmaat worden gegeven, dan dat hij 'a proper matlow' is (Frans: matelot. Matroos).
Hoe oud shanties zijn, valt moeilijk vast te stellen, en is niet altijd uit de tekst op te maken. Veel voorkomend is de verwijzing naar de term 'bowline', een term die niet later dan in de 17e eeuw voorkomt. De 'bowline' (letterl.: 'boegtouw', nu wordt hiermee de paalsteek, een soort knoop, bedoeld) was aanvankelijk een belangrijk touw ten tijde van Elizabeth I (1533–1603). Het diende om de rand van het zeil tegen de boeg en in de wind te houden (Whates, 1954/62). Bijvoorbeeld: 'Haul on the Bowline', 'We'll Haul the Bowlin'.
W.B. Whall refereert naar een citaat in 'The Complaynt of Scotlande' (1549), waarin het gebruik van een werklied op zee staat beschreven (Whall, 1913)(Murray, 1872):

"...than the marynalis began to veynd the cabil, vitht mony loud cry. ande as ane cryit, al the laif cryit in that samyn tune, as it hed bene ecco in ane hou heuch. and as it aperit to me, thai cryit thirvordis as eftir follouis.

veyra veyra, veyra veyra.
gentil gallandis, gentil gallandis.
veynde i see hym, veynd i see hym.
pourbossa, pourbossa.
hail al ande ane, hail al and ane.
hail hym vp til vs, hail hym vp til vs.

Than quhen the ankyr vas halit vp abufe the vattir, ane marynel cryit, and al the laif follouit in that sam tune,

caupon caupona, caupon caupona. caupun hola, caupun hola.
caupun holt, caupon holt, sarrabossa, sarrabossa.

than thai maid fast the schank of the ankyr."

Het is verrassend om te constateren, dat er geen latere verwijzingen in de literatuur naar het zingen van shanties, van voor 1832, zijn aangetroffen. Het beperkt zich slechts tot enkele vage aanwijzingen, waaronder het noemen van de solozang van de loodsman en het talloze 'yo-ho'-en.
In zijn Marine Dictionary (1769) wijst L.G. Carr Laughton op een melding van William Falconer, dat tijdens het hijsen met de windas, één van de mannen 'een soort lied of brul' ('a sort of song or howl') uitte. Vanaf 1830 begon men pas meer in de richting van de shanty te verwijzen. De oudste van dit soort verwijzingen vindt men in The Quid (1832), van een anonieme auteur die zichzelf een 'Steerage Passenger' noemt. Dit boekje beschrijft een reis naar de oost met allerlei grappige voorvallen, waaronder de duidelijk vrolijke scheepslieden, die al zingend het anker lichten, terwijl een negroïde fiddler enthousiast voor zijn kornuiten speelt (Doerflinger, 1951)(Anoniem, 1832).

Een kopie uit 'The Quid' van 'a Steerage Passenger' uit 1832, waarin gewag wordt gemaakt van een capstan-shanty, die door een negroïde fiddler wordt begeleid. (Doerflinger, 1951)(Anoniem, 1832)

Naar boven

Concluderend kan men zeggen dat er pas relatief laat, publicaties van de shanties en andere zeeliederen verschenen. Zo ongeveer aan het einde van 80-er jaren van de 19e eeuw kon uiteindelijk, nadat de stoommachine de functie van de zeilen had overgenomen, de shanties tot zover mogelijk, in de originele vorm worden bestudeerd.
Er bleek rond deze periode een opvallende belangstelling te bestaan voor dit soort liederen bij de landbewoners en veel teksten werden aan wal opgetekend, met de nodige vertekeningen van het origineel, mede veroorzaakt door het niet begrijpen van het taalgebruik op zee. Het eerste verzamelwerk, dat als een betrouwbare weergave wordt beschouwd is 'Ships, Sea Songs and Shanties' (1910) van W.B. Whall (Whall, 1913)(Whates, 1954/62). Een tweede, de reeds hiervoor genoemde, gedocumenteerd werk is dat van William M. Doerflinger, 'Shantymen and Shantyboys' (Doerflinger, 1951)

Laura Smith verdeelde de shanties in twee hoofdklassen, 'hauling'-shanties ('haul' = trekken, (op)halen, slepen) en 'capstan'- of 'windlass'-shanties ('capstan'= kaapstaander, 'windlass' = windas, (noot 1).
Doerflinger daarentegen, geeft drie hoofdklassen, namelijk de 'short-haul-' (of 'short-drag-), 'halyard-' (yard = ra) en de 'capstan'/'windlass'/'pump'-shanties. De condities van de zwaarte van het werk wil nog wel eens verschillend zijn. Bij minder zware omstandigheden, zou men bijvoorbeeld een ander type lied aanheffen dan bij condities, waarbij het werk zwaarder valt. Dit soort shanties noemt men 'walkaway shanties'.

Over de uitvoering van de shanty kan het volgende gezegd worden. Het lied werd afwisselend, door een solist en de scheepsmaten, gezongen, waarbij de werkers steeds dezelfde zin herhaalden. De solist noemde men shantyman, een man met aanzien, die zowel met de leiding, als de bemanning goed kon opschieten. Hij was degene die de interesse van de scheepsbemanning kon wekken met een vertelling over de reis of door de mensen aan het lachen te maken. Zijn aanzien was vergelijkbaar met die van de zeilmaker, de kok of bootsman. Dit was dan ook de reden, dat hij van zeer zwaar werk was vrijgesteld. Bij het halen van de touwen, stond hij naast de werkers of bij het ophalen van het anker, stond hij naast de kaapstaander of zat er zelfs op. Zijn reciterende kwalifaties waren eerder lyrisch dan muzikaal, doch met het vermogen om in meer of mindere mate, de versregels te improviseren. (Smith, 1888)(Doerflinger, 1951).

Een voorbeeld van een short-haul-shanty is Haul on the bowlin', waarvan hierboven een versie. Op het woord 'Haul' aan het einde van elk couplet, wordt er een flinke ruk aan het touw gegeven. Bron: (Smith, 1888)(Doerflinger, 1951)
Midi

Een voorbeeld van een halyard-shanty is Johnny Whisky', waarvan hierboven een versie. Er werd 'Belay' of 'Coil up the ropes there, boys' geroepen als het lied ten einde was. Bron: (Smith, 1888)
Midi

Naar boven

2. Zeemans- en andere waterliederen uit het Engelstalig repertoire

2.1 Northumbrië

Laura Smith schaart, in haar 'The Music of the Waters', nog een verzameling van Engelstalige liederen uit Northumbrië (Noordoost-Engeland, tegen de grens van Schotland), onder de titel Keelmen's and Fishermen's Songs, and Songs of the Press Gang on Tyneside.

2.2 Ierland/Schotland

John N. Healy's Irish Ballads and Songs of the Sea is een collectie van 83 titels, waarvan een klein deel slechts korte citaten zijn, een viertal in de Gaelische taal en de rest in het Engels. Van de Engelse titels zijn er zes shanties. Enkele titels uit het Engelstalige repertoire, met een Ierse connectie in de titel of tekst zijn bijvoorbeeld:
'The Sailor from Limerick Town'; 'The Boys of Ballinamore'; 'The Sorrowful Fate of O'Brien'; 'The Irish Drummer'; 'Van Dieman's Land'; 'The County of Mayo'; 'Arranmore Boat Song'; 'My Beautiful Shannon'; 'Bantry Bay'; 'Galway Bay' en in de categorie 'Shanties' 'Paddy on the Railway' (Healy, 1967).

Hieronder volgt een kort overzicht van enkele titels die bekend zijn in het Ierse en Schotse repertoire van zeemansliederen. Geraadpleegde internetbronnen in deze zijn: (Offer, 1998)(Nelson, 1997)(Prescott, 2004)

Naar boven

3. Bretagne: 'Chants de marins'

De Franstalige zeeliederen uit de tijd van de grote zeilschepen zijn in belangrijke mate afkomstig van de zeelieden van de westelijke kuststreken van Frankrijk, waaronder Duinkerken en Bretagne, maar ook uit de Provence aan de Middellandse Zee. De belangrijkste rol die de zeevaart in deze kustgebieden bepaalde, was die van de visserij. De vissers waren zeer vaardig en goed opgewassen tegen extreme omstandigheden op zee. Dat was ook de reden dat deze zeewerkers erg gewild waren voor de 'grote vaart' en de marine, ondanks dat ze geen ervaring op grote zeilschepen hadden. Het ligt voor de hand, dat hun 'shanties' en de zeeliederen op de grote zeilschepen, Franstalig waren.
Laura A. Smith meldde in haar The Music of the Waters (1888) dat Bretagne het meest voor de hand liggende gebied voor het zeelied was, vanwaar zij een deel van haar collectie had verzameld. Desondanks vond zij in de Provence meer materiaal. Het Bretonse materiaal bleek dus redelijk schaars. (Smith, 1888)
François Luzel, publiceerde enkele liedteksten (helaas zonder muziek), in de Bretonse taal, met betrekking tot de zeevaart in zijn Soniou Breiz-Izel (1890) (Luzel, le Braz, 1890).

De Bretonse folklorist Paul Sébillot (1843-1918) had een verzameling van vijfhonderd liederen van de Bretonse bewoners van het platteland, waarvan er vijf tot zes betrekking hadden op de zee. In zijn Traditions et Superstitions de la Haute-Bretagne (deels beschikbaar op Internet Archiv), een werk over de Bretonse volkstradities, legenden, bijgeloof en liederen, had Sébillot een aantal zeeliederen opgenomen, waaronder het Corsair-lied (corsair = piraat, kaper) 'Le trente et un du mois 'd'août', en een lied dat bekend staat als 'Les Marins de Groix' (= 'De zeelui van Groix', Groix is een eilandje voor de kust van Morbihan).
Eugène Herpin (1860-1942) publiceerde de collectie 'Vieilles chansons de Saint Malo' (1909, J.Haize, Saint-Servan), waarin een aantal liederen van Terre-Neuvas (met betrekking tot de Franse visserij bij Terre-Neuve = New Foundland), zijn opgenomen, alsmede liederen over de lokale geschiedenis en gelegenheidsliederen van Saint Malo. (Malrieu, 1983)
Een 'rowing-song', La Chanson des Mariniers is afkomstig van Morbihan. Het hieronder geciteerde Corsair-lied, dat mogelijk uit de 18e eeuw stamt, heeft zijn sporen in de vissersliederen achtergelaten en was, in ieder geval rond het einde van de 19e eeuw, bij de Bretoenen erg populair.

Het Corsair-lied, zoals deze is gepubliceerd in Laura A. Smith's 'The Music of the Waters' (Smith, 1888). Het lied is ook opgenomen in Paul Sébillot's 'Traditions et Superstitions de la Haute-Bretagne', waarvan de muziek door de Bretonse musicus en componist Louis-Albert Bourgault Ducoudray is opgetekend.
Klik op een afbeelding voor een vergroting.

Les Marins de Groix, gepubliceerd in Laura A. Smith's 'The Music of the Waters' (Smith, 1888). Een andere, mogelijk latere versie van dit lied wordt aangetroffen in Chants de Marins van Mikaël Yaouanq (Yaouanq, 2004).
Klik op een afbeelding voor een vergroting.

Vanaf de periode vlak na WO I, dat de grote zeilschepen voorgoed verdwenen, had de voormalige scheepsofficier Armand Hayet (1883-1968), en tevens kenner van de populaire tradities, aanvankelijk met veel succes, 18 zeeliederen verzameld, die hij tijdens zijn reizen leerde. In 1927 verscheen van zijn hand het verzamelwerk Chansons De Bord, waarvan latere herdrukken zijn gepubliceerd. Dit werk bevat veertien liederen:

Hedendaagse (Franstalige) Bretonse zeeliederen zijn van de oprichters van de Bretonse groep Djiboudjep, Michel Tonnerre en Mikaël Yaouanq, alsmede van Loïc Rihouay en Henri Jaques (Yaouanq, 2004).

Naar boven

4. Annotaties en bronnen

4.1 Voetnoten

  1. Oud type kaapstaander
    De kaapstaander ('capstan'), is een verticale lier, voor het uitoefenen een horizontale kracht, bijvoorbeeld voor het inhalen van meertrossen. De windas ('windlass'), is een horizontale lier ten behoeve voor het aanwenden van een verticale kracht, bijv. voor het ophalen van een anker. Een op stoom aangedreven windas, had de bijnaam 'steam-donkey', 'donkey-engine of 'donkey', en was bedoeld voor het in- en uitladen van lading, of bij gebrek aan voldoende bemanning, zeilen te hijsen of energie te leveren voor de pompen.

4.2 Geraadpleegde bronnen

Literatuur

Naslagwerken

Www