Musicologie van de Keltische en naburige stijlen |
[Home][Info][Introductie][Cultuurhistorische onderwerpen][Dans en danshistorie][Vorm, technieken en idioom][Toonsystematiek][Akkoordenleer][Harmonie][Extra] |
"These Harmonies must impress any Musician when he realizes that they were in use, I am convinced of it, at least a thousend years before our present System of Harmony timidly made its appearance at the end of the 16th century."
Arnold Dolmetsch in zijn 'Translations from the Penllyn Manuscript of Ancient Harp Music', 1937
INHOUD van deze pagina (verberg)
Zie voor het vervolg: Cerdd dant. Deel 2: Het Robert-ap-Huw-manuscript: de stemming, temperering en speeltechniek
Een 16e-eeuwse houtsnijwerk met een Welshe voorstelling van een crwth- en harpspeler. Deze bevindt zich op een kastpaneel in het Cothele House in Cornwall. |
Cerdd dant en zijn poetische tegenhanger cerdd dafod, 'kunst der spraak' (Eng.: 'craft of the tongue'), behoorden namelijk tot de middeleeuwse bardische traditie. Daarbij lijdt het geen twijfel dat juist deze muziek en poëzie tot het genre behoorde, dat voor de adel en de prinselijke voorvaderen van het hof bestemd was. De uitoefenaars van de kunsten verkregen een meesterschap door middel van een zware opleiding. De professor in de muziek, die de bevoegdheid had om les te geven had de titel athro (meerv. athrawon). De meester in de muziek of pencerdd (meerv. penceirddiaid), kon deze bevoegdheid verkrijgen. Een meester in, zowel in de muziek als dichtkunst was pencerdd y ddwygerdd.
Ondanks dat er veel geschreven middeleeuwse bronnen van de bardische dichtkunst bestaan, is dit niet het geval voor de muziek. Geschreven bronnen over cerdd dant gaan echter niet verder terug dan de 14e eeuw tot enkele eeuwen later, namelijk tot het einde van de 16e eeuw - begin 17e eeuw. (Zie een overzicht van deze primaire bronnen in Appendix A.) Veel waardevolle referenties met betrekking tot de muziek en de terminologie ervan, vindt men terug in de poëtische teksten van de middeleeuwse Welshe dichters. Sommige van deze dichters waren zowel musicus als poëet, waaronder Gruffud ab Adda, Dafydd ap Gwilym en Gruffudd Gryg (Harper, 2007).
Cerdd dant, ondanks dat het tot het einde van de 17e eeuw tot de mainstream van de kunstmuziek behoorde, ondervond uiteindelijk een teloorgang tengevolge van de continentale invloeden, waarin de harmonie van de barok de Britse eilanden bereikte. Tegenwoordig kunnen we cerdd dant feitelijk beschouwen als een dode muziektraditie, die tegenwoordig door groeiende wetenschappelijk inzichten, betrouwbaar gereconstrueerd kan worden. Over de uitwerking en moderne inzichten rond de ontcijfering van de tabulaturen vindt u meer informatie in de vervolgartikelen: Cerdd dant. Deel 2. Het Robert-ap-Huw-manuscript: de stemming, temperering en speeltechniek. en Cerdd dant. Deel 3: Het Robert-ap-Huw-manuscript: maatvoering en ritme, waarin met name het werk van Peter Greenhill (Greenhill, 1995-2000, dissertaties) centraal staat.
Er is slechts een tweetal bronnen bekend waarin de muziek zèlf is genoteerd. De belangrijkste is een manuscript dat zich in de British Library van Londen bevindt als Lbl MS Addl. 14905, beter bekend als het Robert ap Huw-manuscript (RaH-MS). Dit manuscript is gedateerd via vermelding van het jaartal 1613 in de tekst zelf. Het bevat o.a. materiaal dat is overgenomen van de meester-harpist Wiliam Penllyn (fl. ca. 1550-1570), één van de vijf athrawon, die hun titel tijdens het Caerwys eisteddfod van 1567 verkregen. Dit document is door één van de laatste bardische harpspelers, Robert ap Huw (c.1580-1665), gekopieerd en bevat hoofdzakelijk tabulaturen voor de harp. Verder lijsten met titels van verloren gegane muziekstukken en overzichten van speeltechnieken, de mesurau (vrij vertaald: 'metrums'), de z.g.n. cyweiriau (woord met meerdere betekenissen, waaronder stemmingen/intonaties) en voorzien van extra toevoegingen door de latere eigenaars van het document, Lewis Morris van Anglesey (1701-1765) en zijn jongere broef Richard Morris.
Het tweede manuscript is van latere datum, dat bekend staat als Lbl MS Add. 14970 of het Iolo-Morganwg-manuscript. Deze is uitgeschreven door de illustre dichter, antiquair, verzamelaar en auteur Edward Williams (Iolo Morganwg, 1747-1826). Dit manuscript bevat een kleine collectie aan harptabulaturen (fol. 3r-8r), die sterke overeenkomst vertonen met die uit het Robert-ap-Huw-manuscript. Uit het titelblad blijkt het jaartal 1800 en het bijschrift dat de tabulaturen zijn overgenomen uit boeken, die eigendom waren van dichter Rhys Jones (1718-1801) van Y Blaenau, Llanfachreth, Merionydd, wiens originele collectie verloren is gegaan. Overigens is het is niet uitgesloten dat deze tabulaturen afkomstig zijn van een 'verloren boek' van Robert ap Huw.
Het is zeker dat er andere bronnen van Welshe tabulaturen hebben bestaan. Het was Lewis Morris, die voor het eerst de melding maakte dat Robert ap Huw zijn materiaal uit een boek had gekopieerd, dat eigendom was van de harpist Wiliam Penllyn (RaH-ms, p. 22) (transcriptie en vertaling Daniel Huws)(Huws, 2004):
Here follow the 24 clymau cytgerdd which have been written out from the book of Wiliam Penllyn
Later voegde Morris het volgend eraan toe: "This is in Meyrick's manuscript" (Huws, 2004), daarbij verwijzend naar Owen Meyrick van Bodorgan op Anglesey (1682-1760). Hieruit zou men kunnen afleiden dat de bron van Penllyn, tijdens het begin van de 18e eeuw ook in de bibliotheek van Bordogen aanwezig was. John Owen, de neef van Morris beweerde later dat hij had vernomen dat er meer van 'dat soort boeken' daar aanwezig waren. Het is niet onwaarschijnlijk dat Robert ap Huw, die zijn leven lang op Anglesey woonde, zijn kopieerwerk in Bodorgan uitvoerde. Hij zou minstens twee boeken met muziek hebben gevuld. In het manuscript op de pagina's 102-105 en pag. 112 geeft hij lijsten van titels van een groot aantal stukken, clymau, cadeiriau en colofnau, terwijl hij een afzonderlijke inventaris van 22 caniadau op p. 106 geeft (WMH. Vol. 3):
"the names of a collection of caniadau which I have copied in this book and in another book too"
De harpist Robert ap Hywel Llwyd van Ruthin, was als leerling vermeld in de lijst van Aberffraw (Angelesey) van ca. 1562-64 (AB MS 17116B = Gwysaney 28). Hij is bij zijn dood herkend als één van de beste athrawon, maar wordt daarnaast geassocieerd met het kopieëren van muziek, blijkens een elegie dat voor hem is geschreven door de dichter Wiliam Cywal (†1587/88) specifiek met betrekking tot 'pricking' of het uitschrijven van muziek of het uitschrijven van muziek in de regio van Conwy (Noord-Wales).
Daniel Huw, specialist op het gebied van Welshe manuscripten wijst op beweringen van latere antiquaars, die suggereerden dan er andere boeken hebben bestaan die nu zijn verdwenen.
Zo beweerde de antiquaar-plantkundige Edward Lhuyd (1660-1709) dat Humphrey Humphreys (1648-1712), bischop van Bangor en Hereford, eigenaar was van 'a booke of olde Welshe music'.
William Jones van Llangadfan (1726-1795) had folia van een manuscript onder ogen gekregen met ongeveer vijftig stukken, alsmede een index met titels en een inleiding. Hij schreef in ca. 1790 een brief naar Edward Jones ('Bardd y Brenin)(Huws, 2004)(AB MS 171E, t.36):
"I am of the opinion that the antient MS. of British music which you have in London [presumably the Robert ap Huw MS, known to Edward Jones] is not the same that I saw in possession of the late Mr E Evans [Evan Evans] in Llanfair Dolhaiarn, & belonged to Mr Davies of Llanerch near St. Asaph. That was a folio & contain'd about 50 pieces with an index of their names, & an introduction prefixt. I imagined that it might be written about the time of Queen Elizabeth. It contains two parts, each prick'd on a scale of six lines, not with such notes as now in use, but with letters or some marks resembling letters."
Harper suggereert dat de 'scale of six lines' aangeeft dat het niet onmogelijk is dat iemand heeft geprobeerd om de tabulaturen van cerdd dant op een zodanige wijze te noteren dat het meer op een luittabulatuur ging lijken (Harper, 2007).
Voorstelling van een Ierse harpspeler uit een kopie van de Topographia Hibernica van Giraldus Cambrensis. (National Library of Ireland, Dublin, I-Dn MS 700. Ca. 1200. |
Giraldus noteerde zijn muzikale getuigenissen in Ierland en Wales, in drie in het Latijn geschreven werken, de Topographia Hibernicæ ('De topografie van Ierland', 1187), Descriptio Kambriæ ('De beschrijving van Wales', 1194) en Itinerarium Cambriæ ('Reis door Wales', 1191). In deze werken beschreef hij zijn ervaringen gedurende de jaren 1180/90, waarin hij o.a. de kunde van de Ierse en Welshe musici prijsde.
In zijn Topographia Hiberniæ doet hij melding van een waardevolle opsomming van muziekinstrumenten, die in Ierland, Wales en Schotland in gebruik waren:
"..Hibernia quidem tantum duobus utitur et delectatur instrumentis; cithara scilicet, et tympano. Scotia tribus; cithara, tympano, et choro. Wallia vero cithara, tibiis, et choro. Æneis quoque utuntur cordis, non de corio factis."
..In Ierland vindt men er genoegen in bij het gebruik van slechts twee instrumenten, de harp (cithara) en de timpan (tympano). Schotland gebruikt er drie, de harp, de timpan en de crwth (chorus). Wales gebruikt de harp, pipes en crwth. Ook maken zij gebruik van snaren die van messing zijn gemaakt, niet van darm.
In de andere bron van Cambrensis Itinarium Kambriae ('Reis door Wales') wordt gesproken over cornhiriez, een term die is afgeleid van cornu (hoorn) en hir, dat 'lang' betekent.Een grotere verscheidenheid aan instrumenten wordt genoemd in het oudst bekende geschrift over de bardische traditie, AB Peniarth 20 (ca.1330). Hierin wordt melding gemaakt van de volgende hoofdkunden (prifgerddau) in de vorm van de 'triaden der muziek' (trioedd cerdd) (Harper, 2004)(Harper, 2007):
"Tri ryw brifgerd ysyd, nyt amgen: kerd dant, kerd vegin, a cherd dauawt.
Teir prifgerd tant ysyd, nyt amgen: kerd grwth, kerd delyn, a cherd timpan.
Teir prifgerd megin ysyd, nyt amgen: organ, a phibeu, a cherd y got.
Teir prifgerd tauawt ysyd: prydu, a dachanu, a chanu gan delyn."
"Er zijn drie hoofdkunden, namelijk: de snaarmuziek, de blaasmuziek, en muziek van de spraak.
Er zijn drie hoofdkunden van snaarmuziek, namelijk: crwth-muziek, harpmuziek, en timpanmuziek.
Er zijn drie hoofdkunden van blaasmuziek, namelijk: orgel-, pijp-, en doedelzakmuziek*.
Er zijn drie hoofdkunden van de spraak: het maken van poëzie, reciteren, en het meezingen met de harp."
(*De doedelzak wordt in het Welsh aangeduid met: pibgod, cotbib of pibau cŵd.) (vertaling uit het Engels BGD)
Uit dit overzicht blijkt de aanzienlijke status van de cerdd dant, naast de andere hoofdkunden van de instrumentale muziek, cerdd vegin ('kunst van de wind' of blaasinstrumentmuziek). De cerdd-dant-instrumenten zijn de harp (of lier), crwth en timpan.
De kunst der poëzie, cerdd dafod omvat in dit verband een duidelijk muzikaal element en verlangde een
veelzijdigheid van de dichter. Het was niet louter de kunst van het componeren van gedichten (prydyddu), die vereist werd, maar ook de kunst van het reciteren (datganu) en het zingen van poëzie, waarbij men zichzelf op de harp begeleid (canu gan delyn).
De 15e eeuwse diatonische Ierse 'Trinity College'-harp (30 snaren), is een voorbeeld van een cláirseach. |
Volgens Peter Greenhill doen er zich echter feiten voor, die aantonen, dat de vroege Engelse en Welshe harpen eveneens van metalen snaren waren voorzien (Greenhill, 2004, webessay). Het is daarom de vraag of de uitvoering van het instrument werkelijk een Ierse uitvinding is (gezien de term 'Gaelische harp'), zoals vaak wordt gesuggereerd, mede gezien het feit dat elders in Europa eveneens harpen met metalen snaren hebben bestaan. Er zijn duidelijke aanwijzingen dat de harp, volgens het 'Ierse model', dat wil zeggen een klein instrument met de kenmerkende robuuste bouw, een pilaar met een T-vormige doorsnede ('T-brace') en de typische kam, met zekerheid ook in Engeland, doch ongetwijfeld ook in Wales, bekend was. Voor wat betreft de iconografie zijn er meerdere afbeeldingen in Engeland bekend, waaronder middeleeuwse sculpturen van het 'Ierse model' in de Lincoln Cathedral (Lincoln, Lincolnshire), alsmede een afbeelding uit 1380 in de St. Mary's Church in Ware en een middeleeuwse afbeelding in Westminster Abbey. (Zie ook de externe site: The History of the harp in England).
Uit de oude bardische dichtkunst van Ierland is het bekend, dat men vaak aan de harp en aan muziek in het algemeen, een betoverende kracht toekende. Een groot aantal Welshe dichters beschrijft de puurheid, brillantie, zoetheid en helderheid, alsmede het bel-achtige geluid van de harp. Daarnaast was het niet ongebruikelijk om vervoegingen te gebruiken, die betrekking hadden op metallische eigenschappen van de snaren: aur dannau ('gouden snaren'), goldwir ('gouddraad') en arianllais telyn ('zilveren stem van de harp'). In dit verband geeft Greenhill aan dat een belangrijk gedicht uit ca. 1495, gecomponeerd door Owain ap Llywelyn ab y Moel, melding maakt twee soorten snaarmateriaal, één soort zonder naam (ongetwijfeld brons of messing), die voor de hoge tonen werd aangewend en voor de overige snaren goldwir of gouddraad. De samenstelling en de bijbehorende fysische eigenschappen van de diverse goudlegeringen zijn tegenwoordig goed bekend, hetgeen door modern onderzoek door de harpiste Ann Heymann en anderen na haar, is aangetoond. Het goudgehalte blijkt een positieve invloed op de klank te hebben, terwijl de snaren vrij dun mogen zijn.
Eén van de sculpturen van de Lincoln Cathedral, met de afbeelding (1275) van een harp met een z.g.n. Ierse vorm. Foto: Alison Stones. Gevonden op: Images of Medieval Art and Architecture website. | Een 'Ierse harp' op een detail van een middeleeuwse vierluik van Westminster Abbey (flickr.com/groenling) |
3793: cruite nuabinde náethétacha; 'fresh-melodious, nine-stringed harps' [lees: lieren]. Naethétach = (ἐννεάχορδος [enneachordos]), not 'dulcet-chorded'.
Het reeds genoemde ooggetuigeverslag van Giraldus Cambrensis in zijn Topographica Hiberniæ, geeft een duidelijke indicatie over de toepassing van messing- of bronzen snaren in drie landen, die dezelfde muziek met elkaar deelden, namelijk Ierland, Schotland en Wales:
Volgens Greenhill is het belangrijkste bewijs, dat voor de instrumentale muziek een harp met metalen snaren werd aangewend, direct uit het Robert-ap-Huw-manuscript valt af te leiden. Eén en ander kan als volgt worden geresumeerd:
Het is een gegeven, dat de muziek in het RaH-MS betrekking heeft op een klein instrument met slechts vijfentwintig metalen snaren. De mechanische spanning die zo'n instrument kan verdragen is minder groot dan de oudste nog bestaande metaalsnarige exemplaren, die nog eens met vier extra snaren in het lage toongebied zijn toegerust. Dit zou betekenen dat dit Welshe instrument minder robuust was, waarbij b.v. de T-vormige doorsnede van de pilaar ('T-brace') mogelijk niet nodig was. Peter Greenhill pleit daarom voor een herwaardering van sommige vroegere voorbeelden van Welshe en Engelse harpen, waarvan men aanvankelijk aannam, dat zij niet metaalsnarig waren. Hij suggereert een harp met robuuste bouw en voorzien van een, bijvoorbeeld op een 'barok'-type lijkend, frame. (Greenhill, 2004, webessay)
Greenhill heeft bewezen dat de tabulaturen van het RaH-MS op slechts één enkelvoudige stemming van een harp met 25 snaren zijn gebaseerd. Deze stemming blijkt muzikaal gezien, consistent te zijn. Dat wil zeggen dat alle stukken van het manuscript er mee zijn te spelen, zonder storende overmatige intervallen (tritonus) en behoud van muzikale coherentie. Binnen de notatie blijkt echter één restrictie noodzakelijk, namelijk dat het symbool b, een b-rotundum voorstelt, waarmee de b-molle of de toon bes: b♭ wordt bedoeld. (Greenhill, 2000, part 3: Tuning)
Er is bewijs dat binnen een enkelvoudige stemming, meerdere tempereringen of intonaties mogelijk waren. Overigens is het niet zo, dat er geen andere stemmingen of scordatura mogelijk waren. Zo is het aantoonbaar dat zowel de toon B♭ als B aangewend konden worden. De stemmingstheorieën worden nog elders besproken. (Greenhill, 2000, part 3: Tuning)
Een 19e eeuwse crwth (Foto: A. Praefcke, Bron: Wikipedia (EN) | Speler van de crwth op een 14e eeuwse fresco van het Westminster Abbey. (Bron: flickr.com/groenling) | Illuminatie van David met een gestreken lier (crwth trithant) in het Tropaire de Saint-Martial de Limoges, 11e eeuw. (Bibliothèque Nationale de France, BnF ms Lat 1118 fol. 104) |
Voor minder gekwalificeerde instrumentalisten, bijvoorbeeld de volksmusici, bestond er een eenvoudiger instrument, de crwth trithant of driesnarige crwth. Andere benamingen voor de crwth zijn: chrotta, chrouth, chorus (Lat.) en crowd.
Er zijn, voor de crwth slechts twee stemmingen gedocumenteerd, alhoewel het niet uitgesloten is dat er meerdere stemmingen werden aangewend:
Francis W. Galpin refereerde, eveneens zonder referentie, naar de mogelijkheid van een getokkelde of gehamerde instrument (Galpin, 1911):
"Elsewhere we are told that it was not so powerful as the Cruit, and although it was sometimes called the Benn-Crot, the pointed or triangular Cruit, it was considered inferior to and of later date than the Cruit proper ; tradition, too, gave it an Eastern origin. It seems very probable that this once popular Timpan was a form of Psaltery 'plucked with a quill,' in later days becoming a Dulcimer 'struck with a rod.'"
Eugene O'Curry refereert naar het verhaal Iubhar Mic Aingis of Yew Tree of Mac Aingis in het Book of Leinster (Trinity College Dublin, TCD MS H 2.18 (cat. 1339), waarin de timpan wordt genoemd als een instrument met drie snaren (vertaling: O'Curry, 1873):
"He was a little man, with three strings in his Timpan. 'What is your name?' 'Fer-fi, the son of Eogabhal'. 'What has brought ye back?' said Oilioll. 'We are disputing about this man'. 'What sort of man is he?' 'A good timpanist'. 'Let his music be played for us.' 'It shall be done', said he."
Met betrekking tot cerdd dant, gaat men er tegenwoordig van uit dat de timpan geen harp of crwth was, anders zou het geen andere naam hebben. Zo refereert Greenhill in eerste instantie liever naar de opvatting van een driesnarige lier- zitherachtig instrument, voorzien van drie snaren, zoals dat naar nieuwe inzichten valt af te leiden uit het onderzoek van Ann Buckley (Buckley, 1978)(Greenhill, 1996, part 4 Technique, p. 143-144).
De uitgebreide analyse door Ann Buckley vanuit Oud-Ierse bronnen, heeft betrekking op verwijzingen naar het instrument over een lange periode, dat wil zeggen vanaf de 8e/9e eeuw tot en met de 17e eeuw. Haar onderzoek had betrekking op diverse aspecten van het instrument, dat wil zeggen de aard, de speeltechniek en de bespelers van het instrument (timpanisten).
Zo valt uit de bronnen af te leiden dat het gaat om een houten instrument (mogelijk wilgenhout), slank van formaat, licht van gewicht en versierd met metalen (zilveren of bronzen) beslag. Er is sprake van drie metalen snaren van metaal, van messing, brons en soms van goud (goudlegering). Het is daarbij niet uitgesloten dat het om twee, ongelijk gestemde drone- of bassnaren gaat en een melodiesnaar (kennelijk voorzien van een toets of 'fingerboard'). Het geluid van het instrument werd doorgaans gekwalificeerd door een zoete klank. Het spel werd kennelijk uitgevoerd met de vingernagels, incombinatie met stop-, en dempingtechnieken met de vingers. Het laatste toont een opvallende overeenkomst toont met het harp- en crwth-spel op metalen snaren (zie ook: Cerdd dant. Deel 2. Het Robert-ap-Huw-manuscript: de stemming, harmonie, temperering en speeltechniek). Anderzijds was er ook sprake van het gebruik van een strijkstok ('fleasc', 'flescach'), waarvan een voorbeeld is beschreven waarbij het houtwerk mogelijk versierd was met ingesneden afbeeldingen van twee vogels.
Peter Greenhill suggereerde in 2015, dat de timpan mogelijk een getokkelde voorloper van crwth was, dat wil zeggen een lierachtig object met een hals en toets (of 'fingerboard'), en voorzien van slechts drie snaren, maar zeer geschikt om muziek van een hoog niveau te kunnen maken. Daarom kan het geen lier zijn geweest, waarmee slechts drie tonen gespeeld konden worden. Een 'fingerboard' is dus kennelijk een noodzaak om de status van het instrument te verhogen, omdat er dan door middel van vingergrepen, meer tonen beschikbaar zijn. Greenhill denkt daarbij aan een inheemse pre-existentiele, getokkelde of met een slagtechniek gespeelde lier, die van een hals met 'fingerboard' was voorzien. De laatste bevond zich dan tussen, en tevens ook parallel aan de armen van dit lierachtig instrument. Zo'n soort instrument, eveneens voorzien van drie snaren, is in de middeleeuws iconografie bekend, namelijk op een opmerkelijke afbeelding in de 9de eeuwse Première Bible de Charles le Chauve (Paris, Bibliothèque nationale de France, MS lat. 1).
In verband hiermee, komt een tweede instrument in beeld, doch nu met een langere hals en waarvan de lengte van armen sterk zijn ingekort. Een afbeelding hiervan bevindt zich in de 9e eeuwse Utrechts Psalter, Psalm 43 (Universiteit van Utrecht). Dit instrument kan kennelijk als een voorloper van de citole worden beschouwd. (Zie ook: De website van Paul Butler: The Citole Project)(Greenhill, 2015, Perspectives and Contexts; 2015; bericht van 13 sept, 2015).
Timpan? Een lierachtig instrument met een hals en een toets, dat wordt getokkeld. Première Bible de Charles le Chauve, 9de eeuw, Bibliothèque nationale de France, MS lat. 1; Parijs. | Timpan? Een lierachtig instrument met een lange hals en een toets met sterk verkorte armen. Deze is voorzien van drie snaren, de speler houdt een strijkstok vast. Dit instrument is mogelijk een voorloper van de citole. Utrechts Psalter, Psalm 42, 9de eeuw, Universiteit van Utrecht |
Opmerkelijk, maar zonder enig bewijs of verwijzende bron, is de beschrijving door Patrick Weston Joyce van de timpan als een instrument met overeenkomsten met de huidige gitaar of banjo (Joyce, 1908):
"The Irish had a small stringed instrument called a Timpan, which had only a few strings -- from three to eight. The body was a small flat drum or tympanum (whence the name) [*)] with a short neck added; the strings were stretched across the flat face and along the neck, and were tuned and regulated by pins or keys and a bridge, something like the modern guitar, or banjo, but with the neck much shorter. It was played with a bow, or with both a bow and plectrum, or with the finger-nail; and the strings were probably stopped with the fingers of the left hand, like those of a violin."
*)Tympanon was tevens de Latijnse naam voor een soort trommel
Schets uit 1610 van John Jones van Gellilyfdy, met de verschillende
niveau's van het bardische leerlingschap. Naast de harp- en crwthtraditie werden kennelijk andere instrumenten niet uitgesloten. We zien vier instrumenten
afgebeeld: twee doedelzakken, een telyn (harp) en een trithant (driesnarige crwth) Cardiff, Central Library MS 2.634 (MS Hafod 24) |
Daarnaast zijn er drie historische beschrijvingen van eisteddfodau:
De vierde op een rij, die was gepland voor 1594 ging uiteindelijk niet door.
Voor de bijeenkomst van ca. 1452/3, zijn er nauwelijks gegevens met betrekking tot de muziek bekend, maar het is wel duidelijk dat de dichters prominent aanwezig waren. Dafydd ab Edmwnd (fl. 1459-1497) was de winnaar van de 'zetel' ('Chair') en kreeg de titel kadeirddfardd ('bard met de zetel'). Het is bekend dat Dafydd ab Edmwnd hier de 24 metra van cerdd dafod reviseerde, waarbij sommige tot onbruik werden verklaard en andere meer naar de voorgrond werden geschoven. Eveneens is er melding gemaakt van de athrowon affenkerddiaid ('meester-leraar' en 'meester-vakman').
Tijdens de bijeenkomsten van 1523 en 1567 werd een document, het Statuut van Gruffud ap Cynan (Stadud Gruffud ap Cynan) als leidraad toegepast. Deze zou nog voordat de Caerwys Eisteddfod van 1523 plaats vond, op schrift zijn gesteld. Hieraan, zouden diverse vaklieden op het gebied van poëzie en muziek hebben meegewerkt. In dit verband wordt mede de dichter Tudur Aled (ca.1465–ca.1525) genoemd ((Harper, 2007).
Het statuut bevat een groot aantal regels en examinatie-eisen voor de verschillende categorieën van dichters en musici, alsmede de hiërarchie van hun bekwaamheid, van leerling tot meester. Dit allemaal tot doel om orde te scheppen in het ambacht van cerdd dant en cerdd dafod, maar ook de vastlegging van een sociale code. Het reglement bevat de spelregels voor de uitvoering, maar ook de eisen die worden gesteld tot het verkrijgen van een bepaald niveau of titel. Het Statuut kreeg in 1567 zijn navolging met de nodige aangescherpte correcties en amendementen ten opzichte van 1523. Het Statuut zou volgens de samenstellers van oorsprong zijn gebaseerd op een nog oudere regelgeving, die ooit door Gruffud ap Cynan, Prins van Gwynedd (ca. 1055-1137), was ingesteld (Klausner, 1999).(Zie ook sectie 3.3 van dit artikel).
Eén van eerste optekeningen van het 1523-Statuut staat geschreven in AB MS Peniarth 194 (ca. 1545-1546) door de dichter Gruffud Hiraethog († 1564), deze voegde een iets andere versie toe in de tekst van Lloegr Drigiant (Peniarth 155), bedoeld voor Welshe bannelingen, die in Engeland woonden. De tekst in Peniarth 194 zou zijn gebaseerd op een oudere bron uit ca. 1532, die op zijn beurt was opgenomen in een genealogisch compendium door Thomas ab Ieuan ap Deikws (Peniarth 127). Een andere vroege kopie staat in Lbl MS Add. 19711, dat geschreven is door een leerling van Gruffud Hiraethog, Wiliam Llŷn (1534/5-1580) (Harper, 2007)(Klausner, 1999).
Het Statuut vermeldt de eisen aan de verschillende niveaus van leerlingschap. De laagste in rang in deze hiërarchie is de disgybl ysbâs ('tijdelijke leerling'), zonder enige graad van bekwaamheid. Daarnaast de disgybl ysbâs graddol, met een graad van bekwaamheid. Na examinatie kon deze persoon deze rang drie jaar lang hebben en kon daarna naar een hoger niveau worden benoemd als disgybl disgyblaidd ('onderwijzende leerling'). Deze graad kon deze leerling voorgoed behouden.
Een graad hoger op de ladder was de disgybl pencerddaidd ('leerling voor de meestergraad'). Aan de top van hiërarchie stond de pencerdd en athro ('meester en professor der kunst').
Voor bijzondere verrichtingen bestond er nog de eisteddfod-prijs, een zilverern juweel, de 'ariandlws telyn' en 'ariandlws crwth' voor de beste musici tijdens de eisteddfodau van 1523 en 1567.
Andere bijzondere titels van bekwaamheden die in bronnen zijn genoemd zijn, die van de reeds genoemde Tudur Aled: pencerdd y ddwygerdd ('meester van de twee kunsten': meester der poëzie en de muziek) of bardd dwbl ('dubbele bard') volgens de dichter Lewys Môn (floreerde ca. 1497- ca. 1530).
Het Statuut spreekt ook over de datgeiniad (of atgeiniad, reciteerder: meervoud datgeiniaid, atgeiniaid), doch deze ambachtlieden in cerdd dant en cerdd dafod, met als belangrijkste functie het declameren van poëzie, werd als minder in rang beschouwd en behoorde feitelijk niet tot de bardische hiërarchie. Hij kon hierin verandering brengen door de harp of crwth te leren spelen. Van de datgeiniad werd verwacht dat hij Welsh kon lezen en een eenvoudige englyn kon componeren. Bovendien waren ze gespecialiseerd in het reciteren van drie belangrijkste vormen van cerdd dafod; englyn, cywydd en awdl. Sommigen reciteerders stonden louter bekend als datgeiniad pen pastwn ('reciteerder met de staf'), die gespecialiseerd waren in het ritmisch stampen met de staf op de vloer ter ondersteuning van de reclamatie.
Een datgeiniad pen pastwm ('declamator met staf'). Moses Griffith (1747-1819) |
Voorstelling van een 'winnaar-pencerdd' met de Mostyn Silver Harp of Ariandlws Telyn Moses Griffith (1747-1819) |
Twee keer, een afbeelding van de Ariandlws Telyn. Links uit het Robert ap Huw manuscript en rechts uit Musical and poetical relicks of the Welsh Bards van Edward Jones (1802). Beide afbeeldingen zijn niet overigens niet helemaal correct. Voor een recente foto, klik hier. |
De betekenis van mesur in cerdd dafod, is niet dezelfde als in cerdd dant en betekent bovendien iets anders dan voor de ons welbekende conventionele lyrische metrum. De 24 mesur in cerdd dafod zijn poëtische vormen, die aan de hand van de plaats van accenten, alliteratie en rijm voor het strakke syllabisch vers, worden gekarakteriseerd. (Zie ook: Vormen en technieken: Bardisch vers: Cerdd dafod. In navolging van de vertaling in het Engels ('metre'), gebruik ik aldaar voor de poëtische mesur, het Nederlandse woord metrum. )
De mesurau van cerdd dant komt men in meerdere geschreven bronnen tegen, waarin een groot aantal bij naam worden genoemd. Ondanks het grote aantal, heeft men kennelijk gekozen om aan een beperkt aantal van 24 de voorkeur te geven, die men de kwalificatie 'wettig' of 'toegestaan' gaf. De laatst genoemde beperking was geen absolute wet, zoals blijkt uit de diverse composities die een groei aan een diversiteit aan mesur deed ontstaan. Mogelijk was deze voorgeschreven beperking meer als een ontmoediging bedoeld, om er niet al te veel er van af te wijken (Greenhill, 1998, Part 5: Metre, p. 26).
Het getal van 24 komt overigens niet willekeurig uit de lucht vallen, doch heeft een cultuur-historische basis.
Een mesur wordt gekarakteriseerd door een opeenvolgende reeks van slechts twee symbolische termen: cyweirdant (meerv.: cyweirdannau) en tyniad (meerv.: tyniadau). Men weet vanuit de bovengenoemde harptabulaturen, dat het hier om een opeenvolging van contrasterende akkoordenreeksen gaat, in harmonische combinatie met de bijbehorende melodische frasen. Zo zou men voor de begeleidingsmuziek voor het zingen van de poëzie louter, minimaal, van een simpele akkoordenprogressie gebruik gemaakt kunnen hebben, terwijl in de puur instrumentale muziek, juist de combinatie van harmonie en melodische frasen essentieel was.
De notatie is ook tweeledig. Doorgaans gebruikt met het symbool 1 voor cyweirdant en 0 voor tyniad. Cyweirdant is het akkoord op basis van de drieklank die door de modus of tonaliteit wordt bepaald en is daarmee het punt van oplossing. Tyniad is het contrasterend akkoord ten opzichte van cyweirdant. Let wel: dit harmonisch systeem is niet hetzelfde als het welbekende conventionele systeem van tonica en dominant. Het is beter om van (harmonische) 'polariteit' te spreken Whittaker, 1974). Polaire harmonie of binaire harmonie, lijkt mij daarom een goede benaming van dit systeem.
Een mesur werd bijvoorbeeld als volgt genoteerd:
Dit mesur staat bekend als koraldan (coraldan). Deze opeenvolging kan men vanwege het uiterlijk beschouwen als een binair systeem. Ieder element (1 of 0), noemen we voor het gemak daarom ook een 'digit'. De mesur begint met driemaal een cyweirdant, gevolg door een tyniad etc. en eindigt met een tyniad en een cyweirdant.
In de bronnen zijn ook andere notaties aangetroffen, waarbij men het symbool 'K' voor cyweirdant gebruikt en 'T' voor tyniad. De mesur koraldan wordt als volgt genoteerd:
K T K T K T K |
iii i i ii i iii i |
Overigens is het gangbaar om de 'digitale' schrijfwijze aan te houden, dat feitelijk de notatie voor de harpist (telynor) is.
Zie hier de 24 mesur, zoals ze op pag. 107 in het RaH-MS zijn verzameld:
Llyma/r/pedwar mesur arhigain kerdd dant 'Hier zijn de vierentwintig mesur van cerdd dant' |
||
mak y mwn hir korffiniwr korsgoloff Rhiniart koraldan tresi heli wnsach kor dia tutlach korfinfaen korwrgog karsi brath yn ysgol fflamgwr gwran mak y mwn byrr kalchan bryt odidog trwsgwl mawr tytyr bach mak y mynfaen toddf hatyr [bach*] mak y delgi alban hyfaidd alfarch |
111100001010111100001011 11001011.11001011 11011001011 1001.10011 111010010001 10001110001011 11110001 10110001001111 1011011.1011011 1001011011 10001011.10001011 10110.100101101001011 1011.101100110011 11001111 1100111101 0010.0010.1101.1101 0000111100001011 00110011 001100.0011001111 01100011 001011.001011 0111011 1011.0100.0100.1011 0000000011111111 |
|
terfyn y pedwar mesur arhigain kerdd dant 'het einde van de vierentwintig mesur van cerdd dant' |
||
Pagina 107 uit het Robert-ap-Huw-manuscript (Lbl MS Addl. 14905) met de 24 mesurau | *Abusievelijk hatyr genoemd. Hatyr is een metrum dat niet onder 24 voorgeschreven uitvoeringen valt: 001011.001011.00001111.00001011 (met dank aan Peter Greenhill). |
Toegevoegde mesurau, die niet binnen het systeem van 24 vallen, vindt men in diverse andere bronnen. Dit zijn bijvoorbeeld:
alban hyfaidd hir: 1011.1011.0100.0100.1011
alban rhydderch: 0110110001
calor ('heat'): 0001 0011
cell ieuan vab y gof: 11010111
cenedlon/tresial: 1000111010
chalchlasar: 01
chwerwyn corgan: 1100101101001011
cwlwm brido: 1111001110110
cwlwm ddafydd bach/odid am gwypo: 0101.0100.1010.1011
cwlwm grufydd grythor/fwrain: 110101101
dewis hywel: 11110100
dim a dim ('nothing and nothing'): 0101
ffowram hen/ffowram newydd: 11001101
hatyr: 001011.001011.00001111.00001011
henrhi gefynrhudd: 10110010011
hwyrwyn gowri: 011110001111
odid am gwypo: 01010010101011
pwy bynnac yw: 1110.0100.1100.1011
tutyr: 1100100
trwsgwl trwynki: 0100.1011.0100.1011
ysgwirin: 1011.1011
Op p. 109 in het RaH-ms, staat nog een set van zeven aanvullende mesurau:
kaingk ystwfwl: 0100101101001011 | 0011000011001111
kaingk y forch o drysglwyn: 1100101111001011
y ddigan tror tant: 11001011 11001011
y ddigan hun gwenllian: 1011:1011
y gaingk fer: 10111011
y ddigan betsain: 11001111 11001111
y gaingk ddu or werddon: 11011001011
Er zijn ook bronnen waarin men aangeeft dat de symboliek wordt omgedraaid voor de crwth speler (crythor): de 0 wordt gebruikt voor cyweirdant en 1 voor tyniad. (Peniarth 155: p.76 tyniad yn rhol y crythor yw cyweirdant yb rhol y telynior). Voorbeelden van het laatste in AB MS 17116-B (Gwysaney 28), zie Appendix B.
Andere lijsten, dan hierboven vermeld van de mesurau, staan gedocumenteerd in verschillende bronnen (Klausner, 2005):
Voor de harp: AB MS 872D; Peniarth 62; Peniarth 77
Voor de crwth: Peniarth 60; Peniarth 155
Additionele mesurau: AB MS 872D; Peniarth 60; Peniarth 62 en Peniarth 77.
Een gedrukte lijst, waarvan de bronnen niet nader zijn gespecificeerd vindt men in Thomas, J.; The Musical Notation of the Ancient Britons; In: Jones, O., Williams, E., Pughe, W. O.; Myvyrian Archaiology of Wales; 3 vols.; 1870; Thomas Gee, Denbigh; p. 1072.
Paul Whittaker maakt in zijn dissertatie enkele opmerkingen aangaande de etymologie van de termen cyweirdant en tyniad. In Hafod 3 en Hafod 24 is sprake van de stemming van de laagst klinkende snaar van de harp: cyweir-dant (dant = snaar) en is daarbij de referentietoon om de rest van de harp te stemmen. Uitgaande van het RaH-manuscript, is dit de toon G. Hier blijkt mogelijk een analogie voor een ander instrument dan de harp, waarin de snaren worden bespeeld op een toets of fingerboard, b.v. de crwth. Het is dus een kleine stap om het woord cyweirdant te koppelen aan een 'open snaar'.
Vertaling van het woord tyniad (tyniad - tynhau: aantrekken, Engels: to tighten) kan in dit verband worden gerelateerd aan het indrukken of stoppen van de snaar.
Het mag duidelijk zijn dat de harp de technische mogelijkheden heeft om akkoorden te spelen en de snaren voor de melodie tot klinken te brengen en te dempen. Deze dempingtechniek geeft de mogelijkheid tot een zgn. harmonische hygiëne of puurheid, waarbij de akkoordklanken niet vervuilt worden door andere tonen, die geen deel uitmaken van de harmonie op dat moment. Hier komen we later nog op terug, als de techniek op de harp wordt besproken. Het principe voor de uitvoering van de mesur is in het RaH-manuscript wel duidelijk, maar niet altijd eenduidig, vanwege diverse uitbreidingen, inserties en variaties, die buiten de striktheid van de 24 mesurau, kennelijk waren toegestaan. Dit laatste onderwerp wordt verder elders in het volgende artikel besproken.
Eén van de onderwerpen die sinds eeuwen ter discussie staat, is de interpretatie van de betekenis van de z.g.n. cyweiriau (enkelvoud: cywair). Mede vanwege de eeuwenoude traditie van de mondelinge doorgifte van kennis en vaardigheden, valt de werkelijke betekenis van cyweiriau niet eenvoudigweg uit de oude manuscripten af te leiden.
Hoewel de term cywair gedurende de laatste tweehonderd jaar beschouwd werd als een concrete snaarstemming voor de harp (telyn), modus of toonsoort, blijkt deze betekenis niet geheel met recente bevindingen overeen te komen. In de middeleeuwse eisteddfod-traditie, bestaat in dit verband de restrictie van de zgn. vijf rechtmatige, gewaarborgde cyweiriau van cerdd dant ("y pum cywair safedig a gwarantedig", AB Peniarth MS 155, p. 79-83, ca. 1561. (Harper, 2007)), als een soort richtlijn die zowel betrekking op de telyn als de crwth had. In het RaH-MS, waarin de tabulatuur specifiek voor de harp is bedoeld, worden drie composities in verband met een cywair genoemd en enkele in lijsten van titels in het manuscript. We komen ze echter ook in diverse lijsten in verschillend manuscripten tegen:
Naam cywair | Betekenis |
Is gywair | Is: onder, laagste |
Cras gywair | Cras: wrang, hard, droog, krassend |
Lleddf gywair | Lleddf: zacht, kalm, teder en vredig |
Go gywair | Go: wat, ongeveer |
Bragod gywair | Bragod is een metafoor voor bitter-zoete harmonie, betrekking hebbend op het Engelse braggat, een drankje dat door de ouden werd gemaakt uit een gefermenteerd mengsel van de wort van bier en honing met een bitterzoete smaak. |
(Whittaker, 1974) |
Verder komt men in het RaH-MS ook de termen Uwch gywair (Uwch: onderste) en Tro Tant ('gedraaide snaar') tegen. De laatste behoort niet tot de cyweiriau, maar heeft, gezien de betekenis, mogelijk wél betrekking op een omstemming van de snaar B ←→ B♭ vice versa.
Verder ziet men op pagina 108/109 van het manuscript een scala aan termen: Cywair ynghywair y wrach, Cywair Ithel, Cywair gwyddelig dieithr, Cywair chwith (diethr), Cywair ynghywair Edwart, Cywair yr Athro Fedd en Cywari dau hanner. De betekenis hiervan wordt in het volgende artikel nog besproken. Ze blijken eerder betrekking te hebben op harmonische formules dan op snaarstemmingen. In het Hafod 3-manuscript van Robert Peilin wordt melding gemaakt van de termen Dylod gywair, Eglur gywair en Breiniol gywair (Whittaker, 1974).
Het woord cywair treft men eveens aan in het reeds besproken woord cyweirdant (=cywair-dant, 'dant', 'tant' = snaar), een term dat ook werd gebruikt om verschillende snaarnamen aan te duiden. Sinds lange tijd werd dit een reden om met cywairiau de toonhoogten van de individuele snaren van de harp aan te duiden en als zodanig in termen van toonsoort of modus aan te wenden.
Tegenwoordig betekent cywair inderdaad toonsoort (vergelijkbaar met het Engelse 'key'). Omdat het laatste als vaststaand feit voor de harp werd geaccepteerd, had het tot gevolg dat voor verschillende muziekstukken, de snaren van dit diatonische instrument voortdurend moesten worden omgestemd. In dit gedachtenmodel ging men in principe zo ver, dat men de letternotatie in het RaH-MS, opvatte als verzameling benamingen van snaren en niet van reëele toonhoogten. Met andere woorden, de diverse auteurs hielden het erbij, dat omgestemde snaren niet explicitiet in het RaH-MS werden aangegeven.
Bovendien werd men in deze scordatura-theorie gesterkt, door aan te nemen dat de aantekeningen en diagrammen op de pag. 108/109 van het RaH-MS betrekking hebben op de herstemming van de telyn, hetgeen echter, zoals uit Greenhill's studie blijkt, niet klopt.
Het hardnekkige scordaturamodel voor de harp, dat voornamelijk door misconcepties van de diverse documentgegevens werd gehandhaafd, heeft echter nooit een eenduidige muzikale samenhang opgeleverd. Bij de transcriptie van de tabulaturen van het RaH-MS met voortdurende omstemmingen, ontmoette men een tal van bezwaren, zoals onwenselijke dissonanties (hoewel afhankelijk van een vooringenomen smaak), optreden van de tritonus (verminderde kwint of overmatige kwart), verlies van tonaliteit en muzikale coherentie. Dit had tot gevolg dat door diverse correcties, de ene theorie op de andere werd gestapeld. Doch nooit met een bevredigend resultaat. Na een uitgebreide analyse, maakte Paul Whittaker in zijn 1974-essay melding van het onbevredigende resultaat van al deze stemmingsmodellen, doch bleef aanvankelijk hieraan toch vasthouden. De bevindingen van Peter Greenhill gaf hem redenen genoeg om zijn vroegere interpretaties te herzien, zoals hij in het bijschrift bij de herpublicatie (2007) van zijn 1974-essay op in het internet aangaf (Whittaker, 1974).
Binnen de cerdd dant-traditie bezit de term cywair een meer subtiele betekenis, en staat daarmee in nauwe relatie tot de polaire harmonie van cyweirdant en tyniad.
De betekenis van de term cywair zelf, kan meervoudig worden geïnterpreteerd in diverse, aan elkaar gelieerde betekenissen, zoals instelling, orde, overeenkomst, juiste staat of conditie, fijnregeling, reparatie, herstelling, restauratie, correctie en perfectie.
Deze terminologie kan dus ook een niet-muzikaal betekenis hebben, doch kan in muzikaal opzicht, betrekking hebben op
allerlei zaken, zoals (fijn)stemming, temperering, intonatie, toonhoogte en toonsoort.
Het is overigens wel aannemelijk, dat met cyweiriau, een set van mogelijke stemmingen voor de crwth wordt aangeduid. Desondanks wordt in de bronnen slechts één bij naam wordt genoemd, n.l. cywair naturiol. Peter Greenhill wijst in ieder geval het scordaturamodel voor de harp af, dat wil zeggen dat de term cywair niet langer, als een bepaalde herstemming voor de harp, beschouwd moet worden. Met deze theorie doorbreekt hij een heersende hardnekkige denkwijze, die gedurende honderden jaren stand heeft gehouden. Dit kon hij doen na een nieuwe nauwgezette analyse van historische manuscripten met betrekking tot de cerdd dant en de tekst in het RaH-MS, alsmede de empirische benadering vanuit de mechanische mogelijkheden en beperkingen van de harp en de muzikale invalshoek van het harpspel zelf.
Greenhill hanteert slechts één stemming voor de harp, dat wil zeggen een diatonische reeks van alle natuurlijke tonen C t/m A, met uitzonderinge van de toon B, die structureel naar B♭ is verlaagd. Alle muziekstukken zijn goed in deze stemming bespeelbaar (Greenhill, 2000, Part 3 Tuning, p. 50-52). Voor de crwth maakt hij echter een uitzondering voor wat betreft de mogelijkheid van scordatura.
Lees meer hierover in het hier navolgende artikel: Cerdd dant. Deel 2. Het Robert-ap-Huw-manuscript: de stemming, temperering en speeltechniek.
Bill Taylor: Y Ddigan Y Droell/Paul Dooley: Caniad Y Gwyn Bibydd (arr. Peter Greenhill) |
In het harprepertoire van het RaH-MS treft men de volgende vormen aan:
In het manuscript van Iolo Morganwg, vinden we met name de clymau of clymau ymryson (meervoudsvorm van cwlwm, cwlwm ymryson).
Naast bovengenoemde composities in het RaH-MS, bestaan er diverse lijsten van titels in andere manuscripten, waarvan slechts een klein deel in bovengenoemde tabulaturen voorkomen. Twee lijsten bevinden zich in het RaH-MS (p. 102-104, 106). In appendix C treft u een link aan naar een pagina met een collectie van deze lijsten. Hieruit blijkt overduidelijk dat de titels waarvan de muziek uiteindelijk is genoteerd zeer in de minderheid zijn.
Onderstaande tabel gaat wat dieper op deze compositienamen in. (Deze zijn voor het grootste deel ontleend aan de woordenlijst van Sally Harper in Welsh Music History, nr. 3; 1999; p. 299)
Naam compositie-typen | Welshe meervoudsvorm | Betekenis/achtergrond |
Cadair/kadair | cadeiriau | Letterlijk: 'stoel', 'zetel' (zijnde een symbool voor de bewezen verdienste), maar ook een compositievorm. Volgens de vroeg 16e-eeuwse Statuut van Gruffyd ap Cynan gaat het hier om één van de meest geavanceerde composities van het niveau van z.g.n. 'vijf' clymau. De cadair wordt beschouwd als een cwlwm (zie aldaar). Er is geen genoteerde muziek bekend. Robert ap Huw heeft er vier in zijn opsommingslijst (p. 102) vermeld. |
Cainc/Kaingk | ceinciau | Letterlijk: 'tak' of 'streng'. Het kan zowel een poëtische versregel of een muzikale 'streng'/'volzin' betekenen. Met betrekking tot de cerdd dant, zijn het 'strengen' of passages op basis van een complete mesur. Deze passages vormen feitelijk een onderdeel van aan elkaar gerelateerde secties van een compositie. In het RaH-manuscript, zijn deze secties met romeinse cijfers aangeduid en afgesloten met geribbelde verticale lijn. Iedere volledige sectie bestaat gewoonlijk uit twee onderdelen: de cainc-passage, die meestal tweemaal gespeeld wordt en daarna wordt gevolgd door een diwedd. Het woord diwedd betekent eigenlijk 'einde' of 'afsluting'. Het cainc-element varieert bij iedere opeenvolgende sectie, terwijl de diwedd, als een soort refrein vaak constant blijft. Een uitzondering zijn de clymau cytgerdd, die geen diwedd-element bezitten. Overigens wordt in het RaH-manuscript de term ook gebruikt bij twee korte op zichzelf staande composities: 'Cainc Ruffudd ab Adda ap Dafydd' en 'Cainc Dafydd Broffwyd'. Ieder stuk bestaat uit een enkele sectie. Het kan zijn dat dit soort stukken steeds werden herhaald. Mogelijk als begeleidingsvorm voor een gedeclameerd gedicht. Zie ook Prifgainc. |
Caniad/Kaniad | caniadau | Letterlijk: 'lied'. Een van de meest prominente compositievorm van het cerdd dant-repertoire, dat op de mesurau is gebaseerd. De meerderheid van de caniadau bevat twaalf secties. Elke sectie (met cainc- en diwedd-elementen) kan één of meerdere malen een mesur, maar ook meer dan één mesur bevatten. Er zijn voorbeelden van caniadau tot een lengte van achttien secties. Slechts vijftien caniadau zijn in de tabulaturen van het RaH-manuscript bewaard gebleven. De meesten zijn vermeld in lijsten, waaronder die op p. 106 van het RaH-manuscript. |
Colofn/Kolofn | colofnau | Betekent letterlijk 'kolom' of 'pilaar'. De 'colofn' was nauw gerelateerd aan de cadair, maar meer gevraagd. Zoals blijkt uit het Statuut van Gruffud ap Cynan dat het eerder gelijk stond aan tien, dan vijf clymau. Op de lijst op pagina 102 van RaH-MS, komen de colofnau slecht vier maal voor, dat tevens het maximum aantal blijkt te zijn. Evenals de cadair was de colofn een soort van cwlwm. |
Cwlwm/Kwlwm of Cwlwm Ymryson | Clymau, clymau ymryson | Cwlwm betekent letterlijk 'knoop', 'boog' of 'verbinding' in de betekenis van samenbinding of samenvoeging. De meeste bronnen korten cwlwm ymryson af tot cwlwm. De lange term wekt volgens Harper de suggestie dat zij voor een beproeving zijn gebruikt (ymryson houdt twist, betwistbaar of competitie in). De lijsten waarin de cwlwm ymryson voorkomt geven aan, dat dit het meest prominente stuk gaat. Er zijn echter maar drie tabulaturen bewaard gebleven, die alleen in het Iolo-Morganwg-manuscript voorkomen, waarvan één ook nog eens incompleet is. Als deze bewaard gebleven stukken kenmerkend zijn voor de hele traditie, dan dragen ze structurele parallellen met de caniadau, daar ze eveneens uit twaalf secties bestaan, die ieder uit een cainc en diwedd-element bestaat. In het Statuut van Gruffud ap Cynan wordt voor ieder status-niveau van de musicus clymau beschreven, maar er is een aanwijzing dat in deze lijst, de cwlwm door meer geavanceerde vormen zoals de cadair, colofn en tri mwchl, worden omvat. De term cwlwm wordt ook genoemd als een algemene aanduiding voor lijsten met mesurau. |
Cwlwm cytgerdd | Clymau cytgerdd | De naam suggeert een samenvoeging van cyd (samen) en cerdd (harmonie, samenklank, begeleiding). In het RaH-MS vormen de clymau cytgerd muzikale formules voor de mesurau voor het harpspel (p. 23-34). Of de cytgerdd een bepaalde functie had is niet bekend. Het is voorstelbaar dat het oefeningen zijn geweest om de mesurau te leren of betrekking hebben op het muzikale samenspel, bijvoorbeeld van de harp en crwth samen. Het is zelfs denkbaar dat ze aangewend konden worden voor instrumentale begeleidingsvormen voor de poëzie. Men neemt aan dat vier sets aan clymau cytgerdd door Robert ap Huw uit een boek zijn gekopieerd, die in het bezit was van Wiliam Penllyn (floreerde ca. 1550-1570), die tijdens de Caerwys Eisteddfod van 1567, de titel van pencerdd athro (leraar-musicus) verdiende. |
Diwedd: zie cainc | ||
Difr | Difrau | Kennelijk een afwijkende vorm of variant van een mesur, of een stuk dat is afgeleid van één van de mesurau. Robert ap Huw meldt in zijn manuscript dat de cadeirau, colofnau en clymau (p. 102-105) van de difrau zijn gekopieerd ('hyny sydd gan i Robt ap huw o ddifre wedi prikio'). |
Erddigan | Erddiganau | Betekent letterlijk 'harmonie'. De titel 'Y ddigan y droel' in het RaH-MS is mogelijk een verbasterde naam voor 'Erddigan y droell' ('de harmonie van de spindelklos'*)). Er zijn op pag. 109 van het RaH-MS nog drie titels met erddigan vermeld. *)Een verzwaarde schijf of klos als hulpmiddel voor een spintol: spindle-whorl. |
Gosteg | Gostegion | Letterlijk betekent dit een roep of een verzoek om stilte, hetgeen impliceert dat het hier om een prelude gaat. Gostegion kan zowel een cerdd-dant-compositie zijn als een cerdd-dafod-tekst zijn. Evenals de colofn blijkt het aantal gostegion in cerdd dant niet verder dan vier te reiken. Ze komen alle vier in voor in de tabulaturen van het RaH-MS, waarvan er één niet compleet is: Gosteg Dafydd Athro, Gosteg yr Halen, Gosteg y Llwyteg en Yr Gosteg Fawr (Gosteg Ieuan ap y Gof). Qua structuur zijn ze gebaseerd op de mesurau en bestaat uit gevarieerd aantal secties die gebaseerd zijn op cainc-elementen. Kennelijk werden ze gespeeld tijdens het opdienen de avondmaaltijd. Zo wordt Gosteg yr Halen ook wel 'Prelude van het zout' genoemd. In cerdd dafod bestaat een gosteg uit gekoppelde vier-versregels-englynion, waarvan ieder nieuw englyn vanaf de laatste regel van zijn voorganger begint. (Zie: Het bardisch vers, de muziek der taal: Appendix B. De vierentwintig metrische vormen van cerdd dafod. 2. Groep A: Englynion) |
Marwnad | Marwnadau | Dit is lamentatie of elegie. Op zich is dit geen compositietype maar een nadere aanduiding van bepaalde caniad- of cwlwm-compostie. Veel marwnadau dragen namen van oude meesters op de harp of crwth. |
Prifgainc | Prifgeinciau | Betekent letterlijk 'hoofd- of basismelodie&eum;n'. Sommige cerdd-dant-manuscripten geven een lijst van een serie met prifgeinciau. Deze zouden zijn gecomponeerd door de musici Cadwgan en Cyhelyn (fl. ca. 1400-1450). Het Statuut van Gruffud ap Cynan schreef voor dat de prifgeinciau door de datgeiniad geleerd moesten worden. Het is beschreven dat de professionele vocalist, de datgeiniad of clerwyr, zichzelf begeleidde waarbij hij uit het repertoire van de prifgeinciau putte. Het volgende citaat, meldt de veertien prif geinciau voor de harpbegeleiding door de datgeiniad bij het 'zingen' van de cywydd (Greenhill, 1995: Verse): [ca. 1570, Lbl Add. MS 15038] |
Profiad | Profiadau | Letterlijk: proef/ervaring. Ondanks dat deze term een beproeving suggereert, komt deze toch niet voor in het Statuut van Gruffud ap Cynan, met als een kleine uitzondering een minimale opmerking met betrekking tot de beproeving van de datgeiniad om een hogere graad te verkrijgen. In spaarzame gevallen ook in de tekst van gedichten. Er is ééen vermelding van een profiad in de geschreven bronnen bekend, genaamd 'profiad athro grythor' (Hafod 24). De profiadau nemen een aparte plaats in ten opzichte van de andere compositievormen, niet alleen dat er geen poging is ondernomen om ze in een repertoirelijst vermelden. De composities bezitten de tendens dat zij wel gebaseerd zijn op de mesurau, maar waarvan er één daar soms van afwijkt, met name een korte akkoordensequentie in 'profiad chwith if ab y go'. De indeling in secties is eveneens ongebruikelijk ten opzichte van de andere werken. De profiad als compositievorm wordt voor het grootste deel bewezen door de aanwezigheid in het RaH-MS. Hierin zijn tabulaturen van acht profiadau opgenomen. Zij kunnen wijzen op een tendens naar meer compositie-vrijheid als een gelegenheid voor meer creativiteit, zowel in ritmisch als harmonisch opzicht. Een zeer opmerkelijke compositie, die overigens geen 'profiad' in de titel draagt is 'y ddigan y droell'. Dit stuk bezit akkoordenprogressies die niet op de mesurau is gebaseerd. |
Pwnc | Pynciau | Mogelijk geassocieerd in de zin van een muzieknoot ('punctum', puncta') van de middeleeuwse contintale traditie (cantus planus) of een vorm van een muzikale compositie. In cerdd dant werd het gebruikt als een metrische component binnen de mesur. (Greenhill, 1998; Part 5 Metre, p. 16). Het RaH-MS bevat een enkele pwnc, dat zich niet leent voor een analyse van een mesur. Deze zou dan na elke profiad worden gespeeld (p. 56 'pwngk ar ol pob profiad': 'punt na iedere prelude'). |
Tri mwchl | Tri mychlau | Een bijzonder geavanceerde cwlwm dat was bedoeld als examen-stuk op de harp voor de meest bedreven pencerdd. Het Statuut van Gruffud ap Cynan geeft een verwijzing dat de Tri mwchl odidog tot dezelfde rang behoorde als vijftig clymau. De termen zien we overigens ook terug in de titel van twee andere stukken: 'Tri mwchl newydd' en 'Tri mwchl Gwas Mair'. Het woordenboek van William Owen Pughe (1803) verwijst naar 'een mengsel dat vol is met overgangen', hetgeen kan duiden op een variatie aan technieken. Voor 'mwchl', kan tevens naar het Ierse woord 'mocol' worden verwezen: een zeef, netwerk of web, |
Graad | Jaar | Cwlwm | Colofn | Cadair | Caniad | Gosteg | Cwlwm cytgerdd | Difr | Tri mwchl odidog | Tri mwchl newydd |
Disgybl ysbâs heb radd Tijdelijke leerling zonder graad | Geen bijzondere eisen gespecificeerd in beide versies van het Statuut | |||||||||
Disgybl ysbâs graddol Tijdelijke leerling met een graad |
1523 1567 |
5 10 |
1 |
1 1 |
naar wens van instructeur 8 |
naar wens van instructeur |
5 |
|||
Disgybl disgyblaidd Onderwijzende leerling |
1523 1567 |
10 20 |
1 2 |
1 2 |
10 16 |
10 |
||||
Disgybl Pencerddaidd Leerling voor het meesterschap |
1523 1567 |
20 30 |
2 3 |
2 3 |
20 24 |
4 4 |
24 15 |
|||
Pencerdd/Athro Meester vakman/leraar, professor |
1523 1567 |
40 50 |
3 4 |
3 4 |
32 |
4 |
20 |
24 |
||
Ariandlws Telyn/Crwth Eisteddfod prijs |
1523 1567 |
4 |
4 |
24 |
||||||
'Ac is telynor' Meester harpist |
1523 1567 |
30 |
3 4 |
3 4 |
1 1 |
1 |
De muziek van de prif geinciau is zo goed als zeker verloren gegaan, doch de titels zijn aangetroffen in meerdere bronnen, o.a. AB MS Peniarth 126, AB MS 17116-B en AB MS Peniarth 62 (Harper, 2007):
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. |
Eurai Gywydh o waith Gadwgan Cas gan Dincerdh o waith Cyhelyn Cas gan Gruthor Cadwgan Dilhin Eva Cyhelyn Crechwen Veinir Cadwgan Organ Leucu Cyhelyn Lhon yn hauar Cadwgan Y Gyweithas Cyhelyn Awen Wirli Cadwgan Annel y Vawd Cadwgan Awen oleudhydh Cyhelyn Eos Weurvul Cadwgan Irlais Goeden Cyhelyn Yr Wydheles Cadwgan |
De titels van de veertien kern-melodieën of prifgeinciau. Verder zijn er nog acht aanvullende titels aangetroffen. Zie ook Appendix C: Ceinciau in AB MS 17116B; nrs 5-27. | |
15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. |
Kaingk Nest vechan (Cyhelyn) Ko Gwellian (Cadwgan) Nest Berwyn ysmwythra kyhelyn y gainck hir i gyhelyn y gainck fer i gyhelyn kainck y krythor du y gainck ddu o werddon (Cadwgan) o waith kydwgon |
Er is volgens Greenhill met betrekking tot het RaH-MS bewijs aan te voeren, dat ook een groot deel van het instrumentale repertoire voor ondersteuning voor het vers kan worden aangewend. Dit bewijs is zowel uit de muziektabulaturen zelf te herleiden, alsmede vanuit externe bronnen, met name de poëzieteksten. De mate van mogelijke geschiktheid van de verschillende vormen is als volgt (Greenhill, 1995, Part 8 Verse):
Profiad | bijna kansloos |
Caniad | kansloos |
Gosteg | bijna kansloos |
Cainc | bijna zeker |
Cwlwm cytgerd | zeer kansrijk |
Onderstaande lijst van de componisten van het RaH-MS is aan de hand van Crossley-Holland's werk samengesteld door Sally Harper (Harper, 2001):
Naam componist | Compositie dat op deze componist is betrokken | Pagina in het RaH-MS |
Dafydd Athro (Dafydd ap y Gof, fl. ca. 1480) | Gosteg Dafydd Athro ('Gosteg van meester Dafydd') | 15-17 |
Ifan ap y Gof (einde 15e eeuw) | Yr Osteg Fawr neu Gosteg Ifan ap y Gof) ('De grote gosteg' of 'Gosteg van Ifan, zoon van Gof') Profiad chwith Ifan ap y Gof ('Omgekeerde Profiad van Ifan, zoon van Gof') Profiad fforchog Ifan ap y Gof ('Gevorkte Profiad van Ifan, zoon van Gof') |
20-22 60-61 61-62 |
Cadwgan (fl. ca 1400-1450) | Caniad Cadwgan ('Caniad van Cadwgan') | 42-43 |
Cynwrig Bencerdd (ca. 1450) | Caniad Cynwrig Bencerdd ('Caniad van Cynwrig de Pencerdd') | 46-50 |
Llywelyn ab Ifan ap y Gof (Llewelyn Delynor, ca. 1500) | Caniad Llywelyn ab Ifan ap y Gof ('Caniad van Llywelyn, zoon van Ifan, zoon van Gof') Caniad Llywelyn Delynor |
50-53 97-101 |
Gruffud ab Adda ap Dafydd (fl. ca. 1340-1370) | Cainc Ruffud ab Adda ap Dafydd ('Cainc van Ruffud, zoon van Adda, zoon van Dafydd') | 57 |
[Y] Brido (fl. ca. 1450?) | Profiad yr eos Brido ('Brido's Profiad van de Nachtegaal') Profiad y botwm ('Profiad van de Baas') Profiad Y Brido ar is gower ('Brido's Profiad in de 'stemming' van is gywair') Profiad Y Brido ar uwch gower ('Brido's Profiad in de 'stemming' van uwch gywair') |
57/58 62/63 63-64 64-65 |
Y Llwyteg (einde 15e eeuw) | Gosteg y Llwydteg ('Gosteg van Llwydteg') | 22 |
Yr Eos (Siôn Eos ?)(einde 15 eeuw) | Profiad yr Eos ('Profiad van Eos' (?) of 'Profiad van de Nachtegaal' (?) | 58-59 |
Zijn verwondering van het Ierse harpspel, is in deze nogal opmerkelijk, omdat Giraldus een bijzonder lage dunk had over de sociale status en gedrag van de Ieren. Naast het harpspel van de Ieren, was hij zeer onder de indruk van de meerstemmige
Welshe en Noord-Engelse zang, die hij als uniek beschouwde en omschreef deze als een oude volkskunst.
Voor wat betreft de Ierse en Welshe harp, gaf hij een beschrijving van de toepassing van harmonieën in de harpmuziek. (Descriptio Kambriæ, Topographia Hiberniae)
In: Topographica Hiberniæ, inzake het Ierse spel op de harp (afdeling 3, hfdst 11)
"Mirum, quod in tanta tam praecipiti digitorum rapacitate, musica servatur proportio, et arte per omnia indemni, inter crispatos modulos, organaque multipliciter intricata, tam suavi velocitate, tam dispari paritate, tam discordi concordia, consona redditur et completur melodia, seu Diatesseron, seu Diapente chordæ concrepent, semper tamen a B molli incipiunt, et in idem redeunt, ut cuncta su jucendae sonoritatis dulcedine compleantur."
"Het is wonderbaarlijk dat bij zo'n complexe en snelle vingerbeweging, de muzikale verhoudingen blijven bestaan, en gaandeweg de moeilijke modulaties op hun verschillende instrumenten, is de harmonie met zo'n zoete snelheid compleet, als de snaren samen kwarten en kwinten laten klinken. Ze beginnen vanaf Bes, en keren naar deze terug, zodat het geheel onder de zoetheid van een prettig geluid, compleet wordt."
(Wright, 1894), vert. uit het Engels BGD).Er zijn drie interesssante zaken die, met betrekking tot dit hoofdstuk, in deze citaten opvallen:
Ad. 1 Er is een connectie aangetoond tussen de middeleeuwse snaarmuziek van Ierland en die van Wales. Dit wordt verder in deze afdeling besproken
Ad. 2 Deze opmerking is interessant als we deze tegen het licht houden in verband met de cerdd-dant-stemming van de harp, waarin in plaats van de toon B, de toon Bes wordt aangewend. Zie hiervoor in het hiernavolgende artikel (Cerdd dant: Deel 2. bij de bespreking van de ontcijfering van het RaH-MS, naar het model van Peter Greenhill.
Ad. 3 Is interessant tegen de achtergrond van de 'standaard' cerdd-dant-stemming (cywair naturiol) voor de crwth. Namelijk de c- en d-snaren van de crwth, die resp. een kwart en een kwint ten opzichte van de bourdonsnaren g staan gestemd. De stemming van crwth wordt eveneens besproken in Cerdd dant Deel 2.
We gaan nu eerst over tot de bespreking van een aantal documenten, die de overblijfselen zijn van de oudste geschriften die op cerdd dant betrekking hebben.
Afbeelding in Peniarth 28, waarvan wordt verondersteld dat het een voorstelling van Hywel Dda is. |
1. Val ir ordeinied kerdd dant ('Hoe cerdd dant was geregeld')
2. Grwndwal a dechrevad krwth ('De grondlegging en oorsprong van de crwth')
3. Cadwedigaeth Cerdd Dannau ('Het behoud van cerdd dant'), meestal gevolgd door een muziektheoretische verhandeling:
4. Dosbarth Cerdd Dannau ('De classificatie van cerdd dant').
Het eerste document, 'Val ir ordeined kerdd dant', is een verhandeling over de 'ontdekking' van harmonie en van de toonschaal (gamut), eveneens betrokken tot de tiensnarige harp van Koning David. Het heeft daarmee dan ook een binding met de uitvinding van de crwth in het tweede geschrift 'Grwndwal a dechrevad krwth'. Beide relazen laten enige overeenkomstigheden zien met 'Cadwedigaeth Cerdd Dannau', maar inhoud blijkt meer van de continentaal Europese muziekleer van die tijd te zijn afgeleid. Er wordt melding gemaakt vanuit een Bijbelse tekst (Genesis 4:19-22) inzake Jubal (in de tekst Tubal genoemd, de voorvader van alle harpisten en organisten, alsmede Tubalcain als de voorvader der smeden, die drie hamers bezat. In een 12e eeuws document, Historica Scholastica van Petrus Comestor (†ca. 1179) en uit tweede hand de Polychronicon van Ranulph Higden († 1364), werd reeds geargumenteerd dat niet Pythagoras de grondlegger van de harmonie was, maar Tubal. Een interessant gegeven is dat in de 'Val ir' de tonen van de verschillende hamers werden geïdentificeerd als midden (mên), hoog (trebl) en bourdon (byrdwn). Samen vormen ze de cyweirdant cryf ('sterke cyweirdant'), hetgeen wijst op een eenvoudige akkoord-harmonie (drieklank) (Harper, 2007, p. 114-115)(Engelse vertaling):
"And from the voice of the sledge-hammers of Tubalcain the smith and from the voice of the greatest sledge-hammer [gordd] was set the bass, and from the second sledge-hammer the mean, and from the little hammer [mwrthwl] the treble, and it that place was first sung mean and treble and burdun, and we cannot call the cyweirdant strong unless it has the strength of the three of it."
Daarmee een verwijzing naar driestemmige zang:
"For with the mean and the treble and the burdun were made the plainsong, that which in Welsh is called the slow song [can ara]."
De toonschaal, zoals deze in de 'Val ir' is uitgeschreven (voor een nadere verklaring, zie ook het hoofdstuk Toonsystematiek: Laat-Romeinse en middeleeuwse theorie&eum;n: Guido van Arezzo):
gamwth (Gamma Ut) - are (A re) - bimi (B mi) - seffawth (C fa ut) - disolre (D sol re) - elemi (E la mi) - effawth (F fa ut) - sosolrewth (G soh re ut) - Alamire (A la mi re) - beffa (B fa) - bime (B mi) - sisolrewth (C sol re ut) - disolrewth (D sol re ut) - dilasolri (D la sol re) - elemi (E la mi) - effawth (F fa ut) - sisilawth (C sol la ut) - elemi (E la mi) - effawth (F fa ut) - sisolrewth (C sol re ut) - Alamire (A la mi re) - beffa (B fa) - bime (B mi) - sisolffa (C sol fa) - dilasol (D la sol) - ila (E la)
"And when Mercury heard the consonant sweet voice he stopped and listened to the voice and from the far senses of imagination [and] thought, from the great fondness and love for the voice, he took the upper jawbone of his horse and put on it three strings of horsehair. And he made a bow and put on it horsehairt too, and he drew it across the strings, thereby creating harmonizing voices of the voice that he had heard when the wind [moved] among the bone."
"This is the book which is called the preservation of cerdd dant, namely harps and crwths, within the three provinces of Wales, which were drawn out from music through the understanding and genius of a doctor of the arts, and at the request of four penceirddiadd of the harp and crwth, each one contributing his knowledge and genius, in order to compose music, to remember it, to perform it correctly and to classify it. And what were the names of those four pencerddiaid? Allon ap Cynaf, Rhydderch Foel, Matholwch Wyddel, and Olaf Gerddor."
Het document spreekt dus louter over musici, niet over dichters. De bijeenkomst vond plaats in Glyn Achlach, of Glendalough in County Wicklow in de westelijke provincie Munster van Ierland.
De doelstelling van de raad was het veilig stellen van 24 mesurau en de bijhorende difrau, de mogelijke variaties van de mesur (Whittaker, 1974). Opvallend in dit verband is de Ierse authoriteit, in plaats die van Wales als het gaat om de vastlegging van de vierentwintig mesurau. In dit verband het vermeldenswaard dat de mesurau, naast Welshe, ook Ierse (Iers-Noorse) namen hebben:
"And through the unity and mutual advice of those wise teachers were created 24 mesur and to secure the 24 mesur were created the 24 difrau. And they were made for three purposes: the first to compose music, the second to recognize music, the third to memorize it as [in] the names given above in the Irish language..."
Glendalough, County Wicklow, Ierland. Foto van de auteur. |
De raad werd naar verluid in gelijke mate vertegenwoordigd door zowel Ieren als Welshmen. De president van de gehele bijeenkomst was Mwrthan Wyddel ('Wyddel' = 'de Ier').
"And Mwrthan Wyddel was the chief lord at the time, and he confirmed them in the place called Glyn Achlach.."
Van deze Mwrthan Wyddel, de president van gehele bijeenkomst, zijn historische gegevens bekend. Harper haalt in haar artikel (Harper, 2001), het document 'Kroniek der Prinsen' aan ('Brut y Tywysogyon' in Peniarth 20). Hierin wordt het sterfjaar, 1119 van de koning van Ierse provincie Munster en later Ard Righ ('hoofdkoning') van Ierland, Muirchertach Ua Briain genoemd. Dezelfde persoon wordt ook genoemd als bondgenoot van Gruffud ap Cynan in de 'Historia Gruffud vab Kenan' (AB MS Peniarth 17). Het figuur van Muirchertach, staat volgens Harper duidelijk model voor Mwrthan Wyddel in de Cadwedigaeth. Het geeft in ieder geval globaal aan in welk tijdsperiode de raad van Glendalough heeft plaatsgevonden, namelijk rond het begin van de 12e eeuw.
Dit laatste is ook herleidbaar uit de aanwezigheid van Henrri Ceffnrhudd [Henry Redback] als waarnemer tijdens de Glendalough-raad, die identificeeerbaar is als Hendrik I van Engeland als tegenhanger van de Ierse koning Muirchertach. Hendrik I bezat de Engelse troon van 1100-1135 en had zeker tot 1125 goede betrekkingen met Wales (Harper, 2001>)
Over de identiteit van de vier penceirddiad kan het volgende gezegd worden. De naam van Matholwch Wyddel komt voor in de middeleeuwse Mabinogi-verhalen.
Olaf Gerddor (de 'Musicus'), waarvan het aannemelijk is dat de schijnbaar Noorse naam Olaf eerder is afgeleid van de titel 'olamh', 'olav', meester-leraar, de Ierse equivalent van de Welshe 'athro'.
Sommige namen zouden datering van de Glendalough-raad abusievelijk 500-600 jaar vroeger kunnen plaatsen dan de regeerperiode van Muirchertach en Hendrik I. Genoemd is bijvoorbeeld Carsi Delynior ('de harpist'), die in 15e eeuwse genealogieën genoemd wordt als vader of grootvader van St. Kevin (wiens naam aan Glendalough is verbonden), alhoewel dit tegenstrijdig is met andere bronnen. Daarnaast Allon ap Cynfan die mogelijk identificeerbaar is als Aravn mab Kynvarch, afstammend van één van de raadgevende ridders van koning Arthur. Dan nog Rhydderch Foel ('de flinke'), die identificeerbaar zou zijn als Rhydderch Hoel ('de gulle'), de 6e eeuwse koning van het oude noorden en geassocieerd met Merlijn. Aannmemelijker is het dat hij de 'Rydderch' zou kunnen zijn wiens naam in de compositielijst van Robert ap Huw voorkomt, onder de titel Caniad marwnad Rhydderch.
Rhydderch Foel en Olaf Gerddor (Oloff) staan verder bovenaan een semi-chronologische 14e-eeuwse lijst van crwth-spelers AB MS 1711B, die kennelijk is samengesteld uit mythologische en reële figuren, alhoewel in de parallele lijst met harpisten, zich geen namen bevinden van de Glendalough-bijeenkomst. (Harper, 2007, p. 112)
In sommige revisies van de Dosbarth Cerdd Dannau, waaronder in Peniarth MS 62 worden de betrokkenen bij de raad in verminkte vorm genoemd (vertaling uit het Welsh: Harper, 2001):
"Oloch Voel and Henry Cefynrhudd and Marchan Wyddel and his disciples in time of Kwysen son of Karsi of Glyn Achlach in Ireland, masters and inventors of these arts and the measures and caniadau"
Oloch Voel is hierin kennelijk een samentrekking van de namen van Olaf Gerddor ('de Musicus') en Rhydderch Foel.
De kloostergemeenschap Glendalough was een belangrijk monastisch centrum, maar was daarnaast ook de laatste rustplaats van de Ierse koningen. Glendalough wordt mede in verband gebracht met St. Kevin of Cóemgen (AD 498 – 618)(modern Iers: Caoimhín).
Het is in dit verband opvallend, dat in verschillende bronnen de betrokkenheid van St. Kevin met muziek wordt genoemd, hetgeen mogelijk van invloed is geweest van de keuze van Glendalough als locatie voor de bijeenkomst. Het gaat hier om een legende, die in de hagiografie van St. Kevin wordt verhaald, alwaar Kevin nadat hij door zijn muzikant-gasten was beledigd, hun harpen in steen liet veranderen (Plummer, 1922):
"xvii. (33) Some musicians came to Coemgen to ask food of him, and the saint had no food by him at the time. And he bade them wait for him. And they would not, but began insulting the clerk. Thereupon their wood instruments were turned into stones in punishment for the insult done to the saint; and the figures of them still remain on the causeway to the east of the place."
De harp van St. Kevin werd volgens Giraldus door de lokale bevolking, als een (nu verloren gegane) relikwie, met eerbied bewaard (Topographia Hibernæ, afd. III, xii)(Wright, 1894. vertaling auteur uit het Engels):
"Het gebeurde dat bisschoppen en abten en heilige lieden in Ierland de gewoonte hadden om hun harpen tijdens hun tochten mee te dragen, en vonden verlichte devotie terwijl zij erop speelden. Dit had tot gevolg dat St. Kevin's harp met veel eerbied door de lokalen werd bewaard, en tot die dag beschouwd als een waardevolle relikwie, dat grote deugden bevatte."
"And so it shows that a cwlwm and caniad [there are] cyweirdannau and tyniadau, some of them strong, some of them weak. Four weak cyweirdannau make one strong one, and the same is true for the strong tyniadau. And from these are made the pynciau, and from the pynciau are made the measures, and from the measures are made the profiadau, gostegion, ceinciau, clymau and caniadau.".
Het volgende onderdeel handelt over speeltechniek, met name onderwerpen over resp. 'rimpelen', 'weven', 'binden', 'stoppen', 'dempen' en 'tokkelen/aanslaan' en de bijbehorende terminologie. Deze passage handelt duidelijk meer over de crwth dan de harp. Bij bespreking van de sectie over de techniek in het volgende artikel Cerdd dant: Deel 2, wordt hier verder nog op ingegaan:
"We shall say more about the crychiadau, plethiadau, cysylltiadau en ystopiadau, tagiadau and tolciadau. This is the reason why a cysylltiad is so called, because it connects cyweirdannau and tyniadau. This is why tagiad is so named, because sometimes in music it stops between cyweirdant and tyniad. Crychiadau fill in between the cyweirdannau and tyniaddau and sometimes the places where the finger stops are regarded as tolciadau that are in place of bowings. Plethiadau begin the cyweirdannau and tyniadau, and beautify between tyniad and cyweirdant and each one contends with the other and classifies it.".
Daarna komt er een stuk over de vijf toegestane z.g.n. cyweiriau, in deze context de voorgeschreven bijstelling van toonhoogte, stemming of intonatie. Met een waarschuwing deze kennis goed eigen te maken, dit om te voorkomen dat men slechts een 'imitator van de kunst' wordt. Deze passage is duidelijk geënt op de crwth. Dit wordt ook nog elders besproken bij het onderwerp stemming:
"And we shall now say more about the cyweiriau and their relationships, each one having a separate voice. There are five guaranteed fixed cyweiriau and from these you can make any cywair you like. For the crwth player, one finger keeps three cyweiriau: the is gywair, cras gywair and lleddf gywair; the index finger keeps the go gywair, and every finger is kept on the bragod gywair. This is the reason why it is called bragod gywair, because it has something of every cywair in it. There are four lleddf strings; the lleddf strings of the bragod gywair, the lleddf strings of the is gywair; the lleddf strings of the go gywair, and the lleddf strings of the lleddf gywair from whence comes its name. And he who knows this information without learning the art will never be a master instructor, but rather a mere imitator of music.".
Het laatste deel in de Dosbarth is volgens Harper afgeleid uit een andere bron, een fragment uit een meester-leerling-dialoog van de Llyfr Dosbarth ('boek van de classificatie'), dat wordt beschreven in de 1567-versie van het bardisch statuut:
"How many times should a cwlwm cytgerdd occur in a cwlwm or an caniad? Twice if the measure is short; four times if the measure is long, an no more nor less. And if there be more or less it is a faulty measure. [There are] eight tyniadau and cyweirdannau that each stand in their place together and no more or less. And whoever knows this sufficiently will never fall from his art at any time, nor from answering for it legally. And so on ends the classification which is called hand and foot and ear of the cyfarwyddyd [bardic lore] of cerdd dant.".
Fantasie-afbeelding van Gruffud ap Cynan. Uit: Historie of Cambria (Powel, 1811). |
Desondanks keerde hij in 1081 in Wales terug om een alliantie met Rhys ap Tewdwr, prins van Deheubarth tot stand te brengen. Gruffud landde in Forth Clais in Dyfed, samen met een leger van Deense Vikingen uit Waterford en Ierse troepen uit Munster Harper, 2001 en voegde zich samen met een leger die aan Gwynedd gezind was. Na een slag te hebben geleverd bij Mynydd Carn, boekten Gruffud en Rhys hun overwinning.
Gruffydd was nu in staat zijn macht in Gwynedd te vestigen en zijn dynastie te herstellen als koning van Gwynedd. Door verraad werd Gruffud echter door de Normandiërs voor veel jaren gevangen gezet in Chester Castle. Ondertussen werd Gwynedd overgenomen door graaf Hugh en Robert van Rhuddlan, waarna zij diverse kastelen lieten bouwen.
Na veel jaren in Engeland gevangen te hebben gezeten, werd hij bij gelegenheid bevrijd door Cynwrig de Grote, die naar verluid Gruffud uit de stad droeg. Gruffud vluchtte daarop naar Ierland maar keerde in 1094 naar Gwynedd terug om de aanvallen op Normandische kastelen te leiden. Deze revolte breidde zich in 1095 in veel delen van Wales uit. Als antwoord hierop deed de Engelse koning William II (Rufus) meerdere pogingen om Gwynned te heroveren. Uiteindeljk lukte dit graaf Hugh van Chester in samenwerking met graaf Hugh van Shrewsbury wel. Gruffud trok zich samen met zijn bondgenoot Cadwgan ap Bleddyn terug naar Anglesey, maar was gedwongen om weer naar Ierland te vluchten.
Nadat koning Magnus III van Noorwegen de Normandiërs verjoeg en Anglesey bevrijdde, keerde Gruffud vanuit Ierland weer terug naar Gwynedd om zijn bezit op te eisen.
De jaren daarop werd zijn positie verstevigd en hij ontmoette koning Hendrik I van Engeland die hem rechten en extra landbezit schenkte. Desondanks maakte Hendrik I zich zorgen over de toenemende macht van Gruffud en invenieerde in Gwynedd in 1114, waarna Gruffud gedwongen werd zijn trouw aan Hendrik I te geven, zonder dat hij zijn grondgebied verloor.
Gruffud stierf, oud en blind in 1137 en werd begraven in het hoogaltaar van de kathedraal van Bangor. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Owain Gwynedd, waarna zijn nakomelingen nog 150 jaar na Gruffuds dood, zonder onderbreking, in Gwynedd doorregeerden. (Bron: de website van The English Monarchs website; 2004-2005; UK)
"The following Manuscript is The Musick of the Britains, as settled by Congress, or Meeting of Masters of Music, by order of Gryffydd ap Cynan, Prince of Wales, about A.D. 1100 with some of the most antient pieces of the Britains, supported to have been handed down to us from the British Druids"
Lewis Morris zoon Richard Morris kopieerde op fol. 62-64 achteraan het RaH-MS de tekst van het Statuut van Gruffud ap Cynan (1523) met een voorwoord (vertalingen uit het Welsh: Harper, 2001):
"..This Statute was confirmd in an eisteddfod by several teachters of the art from Wales, and Irishmen also, those whom Gruffud ap Cynan brought with him from Ireland"
Het is opvallend dat in relevante documenten geen melding wordt gemaakt met betrekking tot de betrokkenheid van Gruffud ap Cynan bij de muziek en poëzie, noch dat er iets gemeld wordt over de transport van vele muziekinstrumenten van Ierland naar Wales. Dit geldt bijvoorbeeld voor zijn levensbeschrijving die, in opdracht van zijn zoon Owain, direct na zijn sterfjaar in 1137, met de Latijnse titel 'Historia Gruffud ap Cynan' is geschreven. De originele 'Historia' is verloren gegaan, maar de oudst bekende tekst in het Welsh, bevindt zich in een 13e-eeuwse manuscript AB MS Peniarth 17, dat waarschijnlijk door Cistercijnse monniken is overgenomen. In verband tot de melding dat Gruffud musici en muziekinstrumenten vanuit Ierland meebracht, is het opvallend dat in de 'Historia' wel staat beschreven dat de meester-harpist Gellan 'Gellan telynor pencerdd', in dienst van Gruffud, tijdens de slag van Aberlleiniog op Anglesey in 1094 sneuvelde. De naam 'Gellan' suggereert, volgens Sally Harper een Ierse komaf Harper, 2001):
De naam van Gruffud ap Cynan ontbreekt in de Cadwedigaeth en Dosbarth, waarvan de teksten eveneens door Lewis Morris extra aan het manuscript van Robert ap Huw is toegevoegd.
De gegevens over de muzikale betrokkenheid van Gruffud ap Cynan blijken echter uit andere bronnen van overlevering afkomstig te zijn. Als eerste het gepubliceerde 1523-Statuut van Gruffud ap Cynan zelf! We lezen daarin (Lbl Add. 19711)(vertaling Klausner, 1999):
"Let it be known to all who are within the province of Aberffraw that there will be an eisteddfod in the town of Caerwys, summoned according to law, and announced by the authority and under the provincial prince and his dynasty, Gruffud ap Cynan, and Gwynn ap Eginir his steward, and others of the gentry and barons of the same province, to legislate and rule on all compositions and all the bards of poetry and music, and on their art, insomuch as worthless weeds have grown among them, and whether they deserve to be received, since they haven not been under the control of a licensed teacher of the art to eradicate those entirely and to confirm and graduate those deserving and to assist in becoming bachelors everyone according to his degree and his deserts. And first that the aforementioned prince by agreement of the assembly commands and specifies that the instructors and master craftsmen take apprentices to the rules of the art...."
Hierboven werd reeds enige malen Peniarth 20, met name het onderdeel Brut y Tywysogion (Kroniek van de Prinsen) aangehaald. Hierin wordt eveneens een groot feest beschreven, dat na verluidt tijdens kerst AD 1176 in het kasteel van Cardigan. Deze was georganiseerd door Lord Rhys ap Gruffudd (1132-1197). Dit evenement wordt eveneens in een andere bron, het Red Book of Hergest vermeld.('Llyfr Coch Hergest', Ojec MS 111, kopie 1382 x 1410).
De bronnen beschrijven een competitie tussen dichters en musici voor het verkrijgen van een 'chair' (zetel, titel van bekwaamheid). Het ligt voor de hand om dit feest van 1176 als de vroegst beschreven eisteddfod te beschouwen. De beschrijving in Peniarth 20 meldt harpisten, crythors, pipers en verschillende klassen van de muzikale vakmanschap, terwijl het 'Book van Hergest' zich beperkt tot het vakmanschap van de snaren.(Harper, 2007, p.41).
Reeds eerder waren Gruffudd ap Cynan en zijn zonen, naar verluidt, ook aanwezig tijdens een eerder gehouden competitief festival voor dichters en musici in 1135. Dit zou eveneens plaats hebben gevonden op uitnodiging van Gruffud ap Rhys in Ystrad Tywi (= 'Carmarthenshire'). Aldus beschreven in de Brut y Tywysogion: Gwentian Chronicle van Caradog of Llancarfan (Harper, 2001).
Een andere vermelding van het evenement van 1176, vindt men in de 'Historie of Cambria, now called Wales' (1584) in een kroniek van David Powell (1552-1598), die is gebaseerd op een Engelse vertaling van een verloren versie van de Brut y Tywysogion door de arts Humphrey Lhuyd (1527-1568) (Powel, 1811):
"This yeare [1176] the lord Reese [Rhys] prince of Southwales made a great feast at Christmas in the castell of Aberteivi, which feast he caused to be proclaimed through all Brytaine long before, and thither came manie strangers, which were honorablie received and worthilie intertained, so that no man departed disontented. And among deeds of armes and other shewes, Rees caused all the poetes of Wales, (which are makers of songs and recorders of gentlemens petegrees and armes, of whome everie one is intituled by the name of Bardh, in Latine Bardus) to come thither, and provided chaires for them to be set in his hall, where they should dispute togither, to trie their cunning and gift in their faculties, where great rewards and rich gifts were appointed for the overcomers; amonongst whome they of Northwales was the price, and among the Musicians Reeses owne houshold men were counted best. Shortlie after, Eneon Clyt and Morgan ap Meredyth were both slaine by treason of the Normanes which inhabited the marches."
In hetzelfde werk vindt men een uitgebreid relaas met betrekking tot de rol van Gruffud ap Cynan, waarin wordt gemeld dat Gruffud ap Cynan overging tot hervormen van het wanordelijk(!) gedrag van de Welshe minstrelen 'by a good Statute which is extant to this daie'. Hierin worden ook de 'three sorts of minstrels' genoemd; 'Beirdh' (barden, dichters), 'plaiers upon instruments' and 'Atcaneaid (datgeiniaid). (Powel, 1811):
"Also towards the end of the same yeare [1137] died Gruffyth ap Conan king or prince of Northwales, ........He reformed the disordered behaviour of the Welsh minstrels, by a verie good Statute which is extant to this daie.
†‡† There are three sorts of minstrels in Wales.
1 The first sort named Beirdh, which are makers of songs and odes of sundrie measures, wherein not onelie great skill and cunning is required; but also a certaine naturall inclination and gift, which in Latine is termed Furor poëticus. These doo also keepe records of Gentlemens and petegrees, and are best esteemed and accounted of among them.
2 The second sort of them are plaiers upon instruments, cheefelie the Harpe and the Crowth: whose musike for the most part came to Wales with the said Gruffyth ap Conan, who being on the side an Irishman by his mother and grandmother, and also borne in Ireland, brought over with him out of that countrie divers cunning musicians into Wales, who devised in a manner all the instrumentall musike that is now there used, as appeereth as well by the bookes written of the same, as also by the names of the tunes and measures use amongst them to this daie.
3 The third sort called Atcaneaid are those which doo sing to the instrument plaied by another, and these be in use in the countrie of Wales to this daie.
This statute or decree here mentioned, dooth not onlie prescribe and appoint what reward everie of the said minstrels ought to have, and at whose hands: but also of what honest behaviour and conversation they ought to be, to wit, no make bates, no vagabonds, no ale-househanters, no drunkards, no brallers, no whoorehunters, not theeves, nor companions of such. In which things if they offend, everie man by the said statute is made an officer, and authorized to arrest and punish them, yea and take from all that they have then about them. They are also in the same statute forbidden to enter into anie mans house, or to make anie song of anie man without speciall license of the partie himselfe. And this statute or decree hath beene oftentimes allowed by publike authoritie of the cheefe magistrats of that countrie, as appeareth by sundrie commissions directed to divers Gentlemen in that behalfe."
De bewering dat Gruffud, naast musici ook een diversiteit aan instrumenten van Ierland naar Wales bracht, vindt men terug in een de publicatie van de geestelijke, Iers historicus en kanselier van de diocese van Leighlin (County Carlow, Ierland), Thady Dowling (1544-1628). Dit werk, Annales Hiberniæe geldt als een aanvulling op een 14e-eeuwse latijnse kroniek (waarschijnlijk van 1315-1349 geschreven) van John Clyn, franciscaanse frater van Kilkenny (ca.1286 - ca.1349). In de kroniek van Dowlng staat voor het jaar 1137 (Dowling, 1849):
"A.D. 1137. Griffith ab Conan, princeps Northwallie, natus in Hibernia ex muliere Hibernica, filia regis Eblane, aliter Dublin, duxit secum ex Hibernia lyras, tympanas, cruttas, cytharas, cytharizantes."
"A.D. 1137. Griffith ab Conan, prins van Noord-Wales, geboren in Ierland, van een Ierse moeder, de dochter van koning Eblane, anders Dublin, bracht vanuit Ierland lieren, timpans, crwths, harpen en harpspelers mee."
Het is niet uitgesloten dat Dowling zijn informatie van de kroniek van Powel heeft ontleend Harper, 2007.
Greenhill haalt de volgende Noorse etymologie aan die gemakkelijk aan de aard van de mesurau gekoppeld kunnen worden (Greenhill, 1998):
Karsi: een oud-Noorse eigennaam, b.v. Carsi telynior ('Carsi de harpist'), Carsi Wyddel ('Carsi de Ier')
Hattr, hattur, hattar, hættir, (zoals in hattyr -, hatr -, hattur -, of hittr bach): oud-Noors voor 'manier', 'wijze, 'vorm'
Teitr (zoals in tityr -, teitr -, titr -, tutty -, tyttyr -, tvtyr bach): oud-Noors woord voor 'blij', 'gelukkig'
Rynat (kan betrokken zijn bij Rhiniart): oud-Noors voor 'praten', 'converseren', 'zijn neus steken in'
Alvara (alfarch): oud-Noors voor 'ernst' of 'affectie'
Ander oud-Noorse woorden die op de namen van de mesurau betrokken zijn:
Maki: 'match', 'evenbeeld'
Muna: 'herinneren'
Vinn/ vann: 'werken'
Korr: 'het lage zingen voor kinderen
Een mesur buiten de canon van 24, is opgedragen aan Henrhi Gefynrhydd (henrri gefnrrvdd 010110100) ((Klausner, 2005)) die naast Karsi Wyddel in Ierland verbleef (Greenhill, 1998).
De Ierse en Welshe etymologie is echter meer dubbelzinnig. Harper geeft de volgende mogelijkheden, bijvoorbeeld (Harper, 2001):Caniad Carsi Wyddel ('Caniad van Carsi de Ier')
Caniad Iarll Cormac Wyddel ('Caniad van Graaf Cormac de Ier')
Caniad y Marchoc Gwyddel ('Caniad van de Ierse ridder')
Caniad ar gainc Cochwlyn ('Caniad op een melodie van Cú Chulainn')
Cwlwm ar gainc y Gwyddel (zie boven)
Caniad y Gwyddel ('Caniad van de Ier')
Cwlwm mawr ar y lleddf gowair Gwyddyl ('De grote cwlwm op de tedere 'gowair' van de Ier')
Harper geeft de mogelijkheid van een aantal toevoegingen (Harper, 2001): Cwlwm Mwloch Mwri, Cwlwm Dilach Dwd, Trimwchl odidog en Trimwchl newydd.
Zie voor het vervolg: Cerdd dant. Deel 2: Het Robert-ap-Huw-manuscript: de stemming, temperering en speeltechniek
Peniarth manuscripten is een enorme collectie aan documenten van Robert Vaughan (ca. 1592-1667) uit Hengwrt, Meirioneth. Deze collectie is in 1909 vanuit de Peniarth Library, Meirioneth naar AB overgebracht.
Panton manuscripten (NLW) is een 64-delige collectie die van oorsprong grotendeels door Evan Evans ('Ieuan Fardd' of 'Ieuan Brydydd Hir') (1731-1788), uit Lledrod, Cardiganshire, bijeen is gebracht.
Hafod manuscripten (CDp) zijn papieren documenten die aan de Jones familie van Hafod y Porth, Beddgelert, toebehoorden (1720-1763).
Datum | Manuscript-aanduiding | Herkomst | Inhoud | Relevante informatie m.b.t. cerdd dant |
ca. 1250 | AB MS Peniarth 29 | Black Book of Chirk | Bevat de Iorwerth-uitgave van de 'Wet van Hywel Dda'. Iets latere kopie in het Book of Colan AB MS Peniarth 30 | |
13e eeuw | AB MS Peniarth 17 | Aberconwy, Gwynned (Noord-Wales) | Historia Gruffud ap Cynan De levensbeschrijving van Gruffud ap Cynan, prins van Gwynedd, Noord-Wales (ca. 1055–1137). Gruffuds zoon Owain gaf vrijwel direct na zijn vaders dood, de opdracht tot het schrijven (in het Latijn) van dit document. De oudst bewaarde kopie is die van het 13e eeuwse MS Peniarth 17, die mogelijk door Cisterciaans monniken van Aberconwy is gekopieerd. Vanwege de verhoogde belangstelling voor Gruffud ap Cynan in de 16e eeuw, zijn er minstens twaalf kopieën bijgekomen. |
Gruffud ap Cynans muzikale bemoeienissen hebben een belangrijke rol in cerdd dant, met name door de vermeende grondlegging van het Bardische Statuut, die in 1523 werd vastgelegd en in 1567 verder werd aangescherpt. |
14e eeuw, de lijst op fol.29v is in het midden van de 16e eeuw toegevoegd | AB MS Peniarth 2 | Kopie uit het midden of in zuid Wales. De melodietitels op fol. 29v zijn door een onbekende schrijver toegevoegd. | 'Het Boek van Taliesin'. Bevat religieuze, profetische en legendarische poëzie (mogelijk van voor 600) | Eveneens een bron van de prifgeinciau. Dit zijn 13 titels met als koptitel: '[llym]a enwev y tair prifgeint ar ddec yrair ni ddyly [datk]eniat ga[nu] yn [d]da wrth [ge]rdd onis [gwy]bydd acha[ws] gida ffob [un] o honunt' ('Hier zij de namen van de 13 prifgeinciau, die de datgeiniad niet met de poëzie zal meezingen tot hij het doel van iedere kent') |
ca. 1330 | AB MS Peniarth 20 | Valle Crucis abbey, bij Llangollen | Bevat de oudst bekende geschriften in het Welsh die door de oude dichters zijn gebruikt. Bevat tevens materiaal met betrekking tot cerdd dant. | Trioedd Cerdd ('triaden van de kunst') en een kroniek Brut y Tywysogion ('Kroniek der Prinsen'). De Brut beschrijft een feest dat in 1176 aan het hof van Lord Rhys in Cardigan is gegeven. Daar hielden musici en dichters een wedstrijd voor een 'chair' (zetel, titel) op de wijze zoals dat werd gedaan tijdens de latere eisteddfodau. Dezelfde vermelding is opgenomen in het Red Book of Hergest (Ojec MS 111, kopie 1382 x 1410). |
ca. 1480 | AB MS Peniarth 54 | Waarschijnlijk Brecknockshire. Gelinked aan Peniarth 55 en 60. | Cywyddau (de cywydd was de hoofdvorm in de oude Welshe poëzie), inclusief handgeschreven versies. Het is de oudst bekende bron van gedichten van Dafydd ap Gwilym | De oudst bekende bron voor de 24 mesur (metra) van cerdd dant en de symbolen ervan. Dit onder de titel van 'llyma pedwar me[ssur] ar arhygein' ('Hier zijn de eerste 24 metra'), gekopieerd in de 'cramped hand of a bardic patron', p. 3-4. Deze lijst komt overeen met die van latere bronnen, waaronde het Robert ap Huw-manuscript. |
ca. 1500 | AB MS Peniarth 55 | Cywyddau, inclusief handgeschreven versies. | Waarschijnlijk Brecknockshire. Gelinked aan Peniarth 54 en 60. | De oudst bekende lijst van het cerdd-dant repertoire (p. 106). Dit zijn 22 titels, eveneens van de 'cramped hand of a bardic patron' (p. 106). Acht van deze stukken zijn opgenomen in de tabulaturen van het Robert ap Huw-manuscript. Twee in een ander boek van Robert ap Huw dat verloren is gegaan. |
ca. 1510 | AB MS Peniarth 60. | Waarschijnlijk Brecknockshire. Gelinked aan Peniarth 54 en 55. | Cywyddau, inclusief handgeschreven versies. Met secties van de bardische grammatica etc. | Drie lijsten met de muzikale metra en de bijbehorende symboliek: 1. 23 metra zonder koptekst (p. 39-41) 2. 27 metra met 'rae vessurev ynt y rrei hynn' als koptekst (p. 42) 3. 18 metra zonder koptekst, gekopieerd door de 'cramped hand of the patron' (p. 103) |
ca. 1532 | AB MS Peniarth 127 | Oudst bekende versie van de Statute of Gruffudd ap Cynan van de Caerwys eisteddfod van 1523, door Thomas an Ieuan ap Deikws toegevoegd (ca. 1537) aan zijn grote compendium van bardische kennis, historische prosa, genealogische kennis, een hagiografische compilatie Bonedd y Saint, lijst van de 24 ridders van Arthur, verhandeling over wapens, Dosbarth Arfau. | ||
16e eeuw | Lbl Add. 19711 | Een tekstrol met de Statute of Gruffudd ap Cynan van de Caerwys eisteddfod van 1523 toegeschreven aan Wiliam Llŷn (1534/5-1580), leerling van Gruffudd Hiraethog. | ||
16e eeuw. Lijst met titels waarschijnlijk <1550 | AB MS Peniarth 126 | Herkomst onbekend | Krabbelige inhoud, waaronder stambomen en uittreksels van de bardische grammatica. | De oudste bron van de prifgeinciau ('hoofd-melodieën'), die met de beroepsmatige declamator in verband zijn gebracht. Het gaat om twee verschillende lijsten met dezelfde 14 titels, doch met de titels in een iets andere volgorde. |
ca. 1545/46 | AB MS Peniarth 194 | Eén van de oudst bekende uitgave van het Statute of Gruffud ap Cynan tijdens de Caerwys eisteddfod van 1523, door de dichter Gruffud Hiraethog (†1564). Klausner suggereert dat deze is gebaseerd op AB Peniarth 127. | ||
1561/62 (kopie); 1562 (voorbeeld) | ABMS Peniarth 155, deel 1 (p. 2-169) | Bardische bloemlezing Lloegr Drigiant, door de dichter Gruffud Hiraethog samengesteld en gekopieerd door de bardische patroon Rhisiart Phylip of Picton | Uitgebreide bardische kennis, inclusief het Statute of Gruffud ap Cynan tijdens de Caerwys eisteddfod van 1523, samengesteld voor Welshe 'bannelingen' die in Engeland woonden (p.33, 89-91), in iets andere versie dan in Peniarth 194. Het cerdd dant-materiaal bezit overigens een relatief klein onderdeel van de bloemlezing. De verhandelingen Cadwedigaeth Cerdd Dannau ('The preservation of cerdd dant') en Dosbarth Cerdd Dannau ('The classification of cerdd dant') Deel 2 en 3 zijn kenmerkend, met samenvattingen van de poëzie, grammatisch materiaal en genealogie. |
|
ca. 1562/64 | AB MS 17116-B (Gwysaney 28) |
Mogelijk Llannerch, bij St. Asaph | Mogelijk een kopie door een bardisch patroon, mogelijk een zoon van Gruffydd ab Ieuan ap Llywelyn Fychan | Het boek bestaat uit twee hoofddelen, met betrekking tot heraldiek en cerdd dant. Bevat de oudst bekende 1523-versie van het Statuut van Gruffudd ap Cynan, alsmede de verhandelingen Val ir ordeinied kerdd dant (f. 59r-60r)('How cerdd dant was ordained') en Grwndwal a dechrevad krwth (f.65rv)('The foundation and origin of the crwth'). De verhandelingen Cadwedigaeth Cerdd Dannau ('The preservation of cerdd dant') en Dosbarth Cerdd Dannau ('The classification of cerdd dant') Het onderdeel Telynorion a Chrythorion yn nhalaith Aberffro a Mathrafael (fol. 73) is ook opgenomen in Lbl MS Add. 15020, p. 91 (1787) en AB MS Add. 168, p. 6 (beschadigd) |
ca. 1566; <1571 | AB MS Peniarth 147 (later eigendom van Thomas Evans van Hendreforfudd); p. 187-216 |
Gekopieerd door Wiliam Dafydd Llywelyn van Llangynidr, Brecknockshire | Inhoud is divers. Het cerdd dant materiaal is voor het grootste deel direct vanuit Gwysaney 28 overgenomen. Met het essay 'Preservation of Welsh Music') | |
≥ 1576 | AB MS Peniarth 77; p. 165/92 | Gekopieerd door de geleerde en humanist Thomas Wiliems | Inhoud is divers met poëzie, voorbeelden van cynghanedd en diverse lijsten. Bevat een kopie van het Statuut van Gruffudd ap Cynan van de Caerwys eisteddfod van 1567, met een inleiding door William Salesbury: 'to the gentlemen, eisteddfodgoers and craftsmen' ('wrth y Boneddicion yr eisteddwyr ar gwyr wrth gerdd'). | |
1579 Gedrukt in 1592 |
Gerelateerde bronnen: AB MS Llanstephan 55 Cambrobrytannicae Cymraecaeve Linguae Institutiones et Rudimenta |
Het meeste is gekopieerd door Siôn Dafydd Rhys (geleerde, humanist en taalkundige) Geschreven door Siôn Dafydd Rhys (1533/4 - ≥1620) |
Gemengde inhoud: poëzie, vocabulaire, de oudste bardische grammatica, bijbels uittreksels en geschiedenis. Een essay 'Preservation of Welsh Music', p. 383/4, regel 1-9, gevolgd door regels 9-23. Pas op p. 387/9, regel 23-55, waar de tekst is getiteld met 'Dosbarth llyfr kerdd Dant', doch wijkt af van de tekst met dezelfde titel in AB Peniarth MS 62 Grammatica van het Welsh, gesteld in het Latijn. Lange discussie over elementen van prosodie en opgedragen aan Rhys patroon, Sir Edward Stradling. Het cerdd dant materiaal is merendeels direct van MS Llanstephan 55 gekopieerd en bevat de idiosyncratische toevoegingen van Rhys zelf. |
|
1587 | AB MS Peniarth 158B | Gereviseerde versie van het Statute of Gruffud ap Cynan van de de Caerwys eisteddfod van 1567. Gekopieerd door gentleman-dichter Robert ab Ifan van Brynsiencyn, Anglesey | ||
≤ca. 1588 1589/90 |
Gerelateerde bronnen: AB MS Peniarth 169, p. 347-352 AB MS Peniarth 168, fol. 31v-35v |
Gekopieerd door de geleerde en humanist Roger Morys uit Coed y Talwrn Gekopieerd door de geleerde en humanist Roger Morys uit Coed y Talwrn |
Diverse uittreksels van poëtische grammatica, inclusief de versie in het 'Red Book of Hergest' (RBH)('Llyfr Coch Hergest'). De tekst van Gutun Owain van de Dwned (p. 163), en delen van de Pump Llyfr Kerddwriaeth van de kopie van Simwnt Fychan in Ojec MS 9 (p.1). In verhouding beperkt cerdd dant-materiaal aanwezig. 'Wonders of the Island of Britain' door Sir John Powys; een 'British History' die waarschijnlijk door Roger Morys zelf is samengesteld. Verder de 'English History' door Howel ap Sir Mathew. In verhouding beperkt cerdd dant-materiaal aanwezig. |
|
>1582 ca. 1590-1591 |
Gerelateerde bronnen: AB MS Peniarth 62; p. 1-22, 144 AB MS 872D (Wrexham 1)(Book of John Brooke of Vowdwy) |
Gekopieerd door de geleerde en humanist Thomas Wiliems Gekopieerd door John Brooke om een verloren book te vervangen |
Verschillende versies van poëtische grammatica, één gekopieerd door William Cynwal (1582), een andere is een verkorte versie van hetgeen dat door Gruffyd Roberts was gedrukt (1567). Bevat lijsten van cerdd dant-materiaal en een verwarrende bewerking van de Dosbarth. Gemengde samenstelling van stambomen, poëzie, lijst van honderden beroeringen, parochies, medische recepten. Verder beperkt cerdd dant-materiaal, waarvan het meeste direct van Peniarth 62 is gekopieerd, waaronder 'Preservation of Welsh Music'. |
|
1594 | Lca (voorheen Pillipps) MS 13804, vol. 2 p. 172/3 |
Gekopieerd door de bardisch harpspeler Humphrey Goch (pencerdd in Caeryws) | Getiteld 'humffrei goches speeches/ toching welsh musick 3 Januarij 1592'. Een pamflet met betrekking to gefragmenteerd cerdd dant-materiaal een lijst van stukken en spelers (sommige met doodsberichten). | |
1605/10 | CDp MS 2.634 (Hafod 24) |
Gekopieerd en versierd door de schrijver, kalligraaf en antiquair John Jones van Gellilyfdy | Verschillende geschriften uit diverse bronnen, waaronder een deel van de Dwned van Thomas Wyn of Earth en uittreksels van andere grammatica. Verschillende overzichten met betrekking tot cerdd dant, waaronder een kopie van een Welshe vertaling van het humanistische essay Apologia Musices (1588) van John Case, door Siôn Conwy III. Een uitgebeelde versie van de diverse niveaus van het bardische leerlingschap. | |
ca. 1613 | Lbl MS Addl. 14905 (Robert ap Huw manuscript) |
Door één van de laatste bardische harpspelers, Robert ap Huw, gekopieerd. (In ca. 1615 herkend als pencerdd). | Bevat hoofdzakelijk tabulaturen voor harp, alsmede een lijst van titels van muziekstukken en overzichten van metra en cyweiriau | |
ca. 1610/18 | CDp MS 2.617 (Hafod 3) |
Een muzikaal essay ´Josseffüs' van ca. 9000 woorden door de Welshe harpspeler Robert Peilin (ca. 1575 - ca. 1638) | Een derde deel van de tekst is een globale vertaling van een Europese muzikale verhandeling, doch Peilin streefde ernaar om met vaste concepten van harmonie en modus, in cerdd dant te omvatten. Het belangrijkste voorbeeld hierin was Musice active micrologus (Leipzig, 1517), vier boeken van de Duitser Andreas Vogelhofer (Andreas Ornithoparcus) (*ca. 1490). Omdat de latijnse tekst nooit in Brittanië was gepubliceerd, koos Peilin zijn toevlucht in de wijd verkrijgbare vertaling van John Dowland: Andreas Ornithoparcus his Micrologus or Introduction containing the art of singing (Londen, 1609) | |
1771-1778 | AB MS 2023B (Panton 56) |
Vier fragmenten van theoretisch materiaal, dat is afgeleid vanuit een vroegere periode. Geschreven in het Welsh. De kopieën zijn van de Cardanshire kopiïst Evan Evans (Ieuan Brydydd), die volledige toegang had tot de bibliotheek van Sir Watkin Williams Wynn II van Wynnstay. Hij maakte eveneens gebruik van de manuscriptcollectie van Hengwrt. | Het bestaat uit vier delen: 1) deel van een verhandeling over de Engelse discant (p. 33/5); 2) een discussie over de vormen van noten en hun tijdsduur (p. 35/6); 3) een discussie over de cyweirdant cryf van cerdd dant, blijkbaar gerefereerd naar de triple-harp (p. 36-40); 4) discussie over de gamut en de hexachorden die ermee zijn geassocieerd, voorzien van muziekvoorbeelden (p.40-54). Daarnaast overzichtlijsten van caniadau, clymau en difrau (p. 55-80). Daarnaast nog een tekst 'Concerning the music of the antient Britons'. Er zijn referenties tot mên, trebl en bwrdwn en hun relatie tot de cyweirdant cryf van cerdd dant, hetgeen de informatie uit Gwysyaney 28 'Val ir ordeined' versterkt. Hierin wordt solmizatie theorie uitgebreid, met de verklaring dat de cyweirdant cryf ook is gerelateerd tot Begwri (B-quarre, B-naturel), Beiniol (B-molle, Bes) en Proprgrawnt ('Properchant', duidend op het hexachord dat met een C begint | |
Kopie uit ca. 1787, naar verluidt van een tekst uit 1573 | ABNLW MS 37B, p.1-21 | Kopie door William Jones van Llangadfan voor Edward Jones 'Bardd y Brenin'; p. 1-14 Uit hand van David Evans, 'Rector of Llanymyneich', naar verluidt 'out of an ancient Welch Manuscript'. In de index van Jones, gedateerd op 1573. |
Inventaris van titels van melodieën en metra; een uittreksel van de Dosbarth; lijst van de 24 deugden en ridders van Arthur. 'Cato Cymraeg'. Welshe gedichten met betrekking tot de muziek. | |
1800 | Lbl MS Add. 14970 (Iolo Morganwg MS) |
Uitgeschreven door Edward Williams (Iolo Morganwg, 1747-1826) | Het manuscript bevat een kleine collectie aan harptabulaturen (fol 3r-8r), die sterke overeenkomst vertoont met die uit het Robert ap Huw MS. Uit het titelblad blijkt het jaartal 1800 en geeft tevens aan dat het materiaal is afgeleid van boeken, die eigendom waren van dichter Rhys Jones (1718-1801) van Y Blaenau, Llanfachreth, Merionydd, wiens collectie zonder spoor achter te laten is verdwenen. Het is niet uitgesloten dat de tabulaturen afkomstig zijn van een 'verloren boek' van Robert ap Huw. |
Llyma pedwar mesur ar hugain kerdd dant ai henwe ai mesure ar ol rol krythor 'Hier zijn de vierentwintig mesur van muziek en de namen van de mesur volgens de crwth-spelers' |
||
1 Alfarch 2 makmwnhir 3 korteitalach 4 koraldan 5 korfinfaen 6 karsi 7 gwrkok 8 wnsach 9 toddyf 10 kalchan 11 makadelgi 12 rriniart 13 makamwn byr 14 fflamgwr gwrgon 15 brath yn ysgol 16 makamyn maen (.)7 tityr bach (.)8 hatyr bach 19 brut odidog 20 korffiniwr 21 Alban rydderch 22 trwsgwl mawr 23 korsgoloff 24 tresiheli |
11111111100000000 000011110101000011110100 01100111011000 000101101110 0100100 01110100 0110100100 00001110 10011100 0011000010 10001001000100 10110001100 00110000 0100010011001100 01001011010010110100 11001100110000 11001100 110100 | 1101110100100010 0011010000110100 0100101110110100 1111000011110100 00100110100 011110001111010 |
|
Ac velly y tervyna y mesurau oll a ffwy bynag A vyno gwybod rol tylnior i mae fe yn y gwyrthwyneb sef yw hyny tyniad y krythor sydd gowndan ir Clymor ar kowndant yn dyniad eithyr y seiffyr uw kowndant y krythor a hono sydd dyniad yr telynior Athro A ffenkerdd A disckybyl penkerddiedd yr un rrod sy i ddiscgybl penkerddiedd ac i benkerrd ond bod ir [S] penkerdd discet yn uchaf A gosod ir llall bob peth ar A ganon hw ac rrodd yn gyntan iw llaw Bellach y bedwared radd discgybl discgyblaidd. "And thus ends (the list of) all the measures. And whoever wants to know the role of the harper, it is opposite, that is, the tyniad of the crwth player is the cowndant of the musician, and the cowndant is like a tyniad of a harper. A teacher and master crafsman and a master craftsman's apprentice: the apprentice of a master craftsman and a master craftsman have the same rewarrd, but since the master craftsman has the greater learning, and the other sets everything by the rules, their reward is first into his hand." |
Toegevoegde mesur, fol 68v:
Llyma henwau serten o glymau a chynhiadau ai mysurau iddi either o kelfyddy. 'Hier zijn de namen van zekere clymau en caniadau en de andere mesur van de kunst' |
|
(..) ffowram hen 2 dewis hoell 3 henri gefnrrudd 4 trwsgwl trwynki 5 ysgwirin 6 chwerwyn gorgan 7 barf Allon 8 kell ifan ap y gof 9 odid amgwypo 10 korgan odidoc 11 korkryd (..) gochel geibio (..)kwlwm gruffudd grythor (.)4 Aen newyd 15 hic Adelsi 16 pwy bynag yw 17 kynhedlon (.)8 korwdwn (..) dim a dim |
001100110 001001100110100 010110100 10110100 01000100 011010010110 001101001100101100110100 01010000 1010101101010100 0011010100110100 0110011101100010 00100011100010010 0011010010110100 0101010011110100 01000100101110110100 0001101100110100 10001010 1011101101001010 1010 s ffron |