Musicologie van de Keltische en naburige stijlen
[Home][Info][Introductie][Cultuurhistorische onderwerpen][Dans en danshistorie][Vorm, technieken en idioom][Toonsystematiek][Akkoordenleer][Harmonie][Extra]

[Home][Auteur: Ben Dijkhuis][Laatste update: 01-01-2018][Hoofdstuk: Cultuur- en muziekhistorische onderwerpen][Gebruiksvoorwaarden]

Enkele bijzondere aspecten inzake Anglo-Ierse en -Schotse muziek

INHOUD van deze pagina (verberg)

  1. 1. Smeltkroes van volksculturen
  2. 2. Hedendaagse kenmerken
  3. 3. Luitmuziek
    1. 3.1 De luit in het middeleeuwse Ierland
    2. 3.2 De luit en de Schotse aristocratie
    3. 3.3 William Ballet's Lutebook
    4. 3.4 Calleno custure me
    5. 3.5 John Dowland
  4. 4. De Bard van Avon
  5. 5. The Dancing Master
  6. 6. Annotaties en geraadpleegde bronnen
    1. 6.1 Voetnoten
    2. 6.2 Geraadpleegde bronnen
  7. 7. Aanvullende informatie
    1. 7.1 Externe links
    2. 7.2 Media

1. Smeltkroes van volksculturen

Sinds de eeuwen die ná de middeleeuwen verstreken, vormden in Ierland en Schotland een ware smeltkroes van de inheemse en de Engelse volkscultuur. Dit geldt zeker ook voor de muziek en literatuur. (Lees het hoofdstuk: Introductie: Naburige muziek van de Keltische gebieden).

Naast de liederen in de eigen taal, het Gaelic worden in Ierland eveneens Engelstalige liederen vertolkt. Hoewel in de muziek zelf, wel degelijk elementen aanwezig zijn, die aan het Ierse muziekidioom beantwoorden (Zie voor een definitie van het laatste: Wat is Keltische muziek?: Kenmerken). Zo is het interessant om te weten dat Engelse folk, vaak dezelfde toonsoortkenmerken bezit. De Ierse musicus en muziekhistoricus Breandán Breathnach onderscheidt de Ierse volksmuziek in het Engels grofweg in twee groepen:

De eerste groep werd in Ierland, tijdens de 17e eeuw, door de Engelsen en Schotten die zich in Ierland vestigden, ingevoerd. Maar ook door Ieren die gedurende de laatste twee eeuwen tussen Engeland en Ierland heen en weer reisden. De tweede groep zijn de liederen, door Ieren geschreven, die het Engels als moedertaal hebben. (Breathnach, 1996)

2. Hedendaagse kenmerken

Anglo-Ierse en -Schotse (folk)muziek zijn met een aantal hedendaagse typeringen te duiden:

Er zijn meerdere voorbeelden, die ter illustratie aangewend kunnen wordenen, om de hedendaagse Anglo-Ierse/Schotse verbinding in de traditionele muziek en dans te duiden.
Lees voor meer uitgebreide informatie over dit onderwerp in het hoofdstuk Vormen en technieken: Vocale vormen, genres,
stijlen en technieken, Deel 1: Ierland en Schotland

3. Luitmuziek

De harpeneer en luitspeler in huiselijke kring
Ets van de Vlaamse graficus Israhel van Meckenem jr. (1450-1503)
(The Metropolitan Museum of Arts, New York, Harris Brisbane Dick Fund, 1927.)
Hoewel de oude luitmuziek van de Britse Eilanden, in het algemeen als typisch Engels wordt beschouwd, is het aantoonbaar dat sinds de middeleeuwen de luit in Ierland bekend was. Zo rond 1500-1600 was de luit duidelijk in Schotland en Ierland in gebruik, met name bij de adel in de regio's waar de Engelse invloed het grootst was. De huidige Ierse hoofdstad Dublin lag in het gebied de Pale, dat onder volledige Engelse controle stond. Het is daarom noemenswaardig dat veel melodieën voor luit, waaronder enkele Schotse en Ierse, in Engeland veel bekendheid genoten. Hier tegenover staat de onbekendheid van de luit in de Gaelische culturen, alwaar de harp als belangrijkste instrument hoogtij vierde.

3.1 De luit in het middeleeuwse Ierland

Een referentie naar de luit is opgenomen in het onderstaande citaat. Het is een vertaling uit het Latijn van een allegorie van Bisschop Patrick (Gilla Patraic) († 1084) aan zijn vriend Aldwin, een kluizenaar en in ca. 1085 prior van een Benedictijnse klooster te Worcestershire. (Gwynn, 1955)

"Then do I spy seven sisters, all alike:
Of whom four are silent, and the other three ready to talk:
The three gave utterance to the wisdom of the silent four.
One holds a lute: next to her one holds a rod in her hands:
.....
On a harp
[sic]* that was wont to sound with six strings:
On it I make melody for the people: often I play it for my own pleasure."

(*Feitelijk gaat het hier om een lier, gezien het beperkte aantal snaren.)

De zeven zusters symboliseren de zeven vrije kunsten. De vier bewegingsloze kunsten zijn wiskunde, muziek, meetkunde en sterrenkunde. De overige drie zijn: taalkunde, logica en redenaarskunst.

3.2 De luit en de Schotse aristocratie

Fragment van een 17e eeuwse luittabulatuuur.
(Glasgow University Library, MS Euing 25 fol. 25r: Euing Lute Book, ca.1620-1630)

Ik beperk mij hier tot het onderstaande citaat van Emmerson, dat betrekking heeft op het gebruik van de luit in Schotland (Emmerson, 1971) (Vertaling: BD):

"Gedurende de woelige jaren, 'fluisterden' de luit, viool en virginaal 'vaak hun zachte klanken in de vertrekken' van de Schotse adel. Dikwijls werd door een geoefende hand, de favoriete airs in Franse of Italiaanse tablaturen genoteerd in handgeschreven muziekboeken.
Veel van deze boeken, die heden ten dage van groot belang worden geacht, zijn bewaard gebleven: er zijn vertalingen van Sir William Mure van Rowallan; John Skene van Hallhills; Robert Gordon van Straloch (verloren gegaan, doch een kopie beschikbaar); de Eerbiedwaardige Robert Edwards, predikant van Murroes Parish bij Dundee; Alexander Forbes van Tolquhan; William Sterling van Ardoch; William Ker van Newbattles; en de Eerbiedwaardige James Guthrie.
Hiervan zijn, de Rowallan (c. 1612-28), de Skene (1615-20) en de Straloch (1627), het vroegst verschenen. Ze zijn voor de luit geschreven [Hoewel de Skene MS eigenlijk was geschreven voor de mandora, een klein hooggestemd instrument, dat verwant is aan de luit] en bevatten veel Schotse airs, waarvan de oudste inderdaad in latere jaren tot gemeengoed werden, bijvoorbeeld 'Flowers o' the Forest', 'John Anderson my Jo', 'Adieu Dundee', 'Good Night and God be with You', 'My Jo Janet' en 'Green Grow the Rashes'. De Rowallan bevat ook een melodie met de titel 'Ane Scottis Dance', en de Stirling (soms de Leyden genoemd) en 'New Hilland Ladie'."

Naar boven

3.3 William Ballet's Lutebook

In het Trinity College in Dublin zijn twee belangrijke manuscripten van luitwerken uit de laatste helft van de 16e eeuw bewaard gebleven, dat zijn Thomas Dallis's Lutebook (ca 1583-1590), (noot 1), een luitboek van een leerling van Thomas Dallis en William Ballet's Lutebook (noot 2), dat door William Ballet en andere amateur-luitenisten, rond 1595 en 1610 is samengesteld. De laatste bevat veel (dans)melodieën, waarvan een aantal is geïdentificeerd als Ierse airs: Calleno Custurame, Fortune My Foe, Peg a Ramsey, Bonny Sweet Robin, Weladay.

Enkele overige titels van Willam Ballet's Lutebook zijn, waaronder dansmuziek:
Queen Mary's Dumpe, Lightlie Love Ladies, Green Sleeves, The Witches Dawnce, The Hunt is Up, The Shaking of the Shetes, The Quadran Pavan, A Hornpipe, Robin Reddocke, Barrow Foster's Dreame, Downland's Lachrymae, Lusty Gallant, The Blacksmith, Rogero, Turkeyloney, Staynes Morris, Sellenger's Rownde, All flowers in Brome, Ballo, Wigmore's Galliard, The Sinckapace Galliard, Robin Hood is to the Greenwood gone.

Een aantal van deze melodieën zijn genoemd in verschillende werken van William Shakespeare (1564-1616).

Elizabeth I speelt de luit.
(Miniatuur van Hillard, ca. 1580).
Naar boven

3.4 Calleno custure me

De melodie (ook: Callino custure me) van deze titel is, zover bekend, de oudst genoteeerde lied dat van Ierse oorsprong is. Het nietszeggende callen o custure me in Shakespeare's 'Henry V' (IV 4) is ontcijferd als het Gaelische Cailín ó Chois tSiúre mé ('I am a girl from the Suirside'). William Grattan Flood (Flood, 1905) veronderstelde dat de melodie uit ca. 1570, van oorsprong voor de Ierse harp was. In een, eind 17e eeuws, manuscript uit Fermanagh bevindt zich een gedicht, waarin samen met namen van andere liederen, Cailín ó Chois tSiúre mé is genoemd. De dichter verklaard hierin dat het zingen van deze liederen, meer oplevert dan het schrijven van gedichten. Breandan Breathnach bevestigt eveneens een Ierse oorsprong (Breathnach, 1996).

Een ballade met deze naam verscheen in de boeken van de 'Stationers Companey (1581-2) (noot 3), en in Robinsons 'A Handefull of Pleasant Delites' (1584) kwam de naam voor in het lied:

A Sonet of a Louer in the praise of his lady, to Calen o custure me, sung at euerie line's end.

'A Sonet of a Louer' in Robinson's 'A Handefull of Pleasant Delites' (1584).
Klik hier voor een vergroting.

De woorden 'Caleno Custurame' zijn hierin, tussen de versregels, als een refrein ingevoegd. Het begint met:
When as I view your comely grace,
Caleno custurame;
Your golden haires, your angel's face,
Caleno custurame.
(Naar: Kines. Bron: Kuntz, A; The Fiddler’s Companion

Zoals eerder vermeld, is de melodie eveneens terug te vinden in William Ballet's Lutebook. In ca. 1610 werd het als een bewerking van de Engelse musicus en componist William Byrd onder de naam 'Callino custereme' opgenomen in het Fitzwilliam Virginal Book. In 1673 verscheen het lied opnieuw, in vier delen, in Playfords Musical Companion (1673) met de titel An Irish Tune.

De verschillende titels zijn:
'Cailín ó Chois tSiúre mé' ('I am a girl from the Suirside')
'Cailín ó Chois tSiúre mé' ('Little Girl of My Heart for Ever and Ever') (Bosswell-Malone, 1821)
'Cailín ó Chois tSiúre mé' ('Young Girl, My Treasure')
'Cal(l)ino Casturame' of 'Calleno custure me' ('William Ballet's Lutebook, ca. 1590
'Colleen Oge Ashtore' (Petrie, Stokes, Stewart)
'Calen o custure me' (Robinson's A Handefull of Pleasant Delites, 1584)
'Charlie Reilly'
'The Croppy Boy'
'Newlyn Town'
'The Robber'
'An Irish Tune' (Playford, 1673)

Calleno. Tabulatuur uit William Ballet's Lutebook. TCD MS 408-1, p. 85. Bron: Trinity College, Dublin. Digital collections MS 408/1

midi
Deze midi-file is gebaseerd op een gitaarbewerking in D.
midi
De variatie William Byrd in C.
(Bron: Lindahl, G.; The Music of the Sixteenth Century Broadside Ballad

3.5 John Dowland

Een persoonlijke vriend van William Shakespeare en misschien wel de beroemdste luitenist en componist uit zijn tijd, was John Dowland (1563-1626). Het is mogelijk dat hij in Ierland (Dalkey bij Dublin) was geboren. Naast luitenist was hij ook een verdienstelijk componist van luit- en orkestwerken, maar ook van liederen. Zijn 'Ayres' waren polyfone (noot 4) liederen, waarvan de bovenstem werd gezongen, terwijl de bijbehorende luitbegeleiding ter vervanging was van de onderliggende zangpartijen (pseudomonodie). Zijn 'Lachrimae' was dansmuziek voor een orkest. Dowland was werkzaam in Parijs, Oxford, Cambridge, Duitsland en Denemarken, waarna hij in 1605 benoemd werd tot luitenist aan het Engelse hof.

If music and sweet poetry agree,
As the must needs, the sister and the brother,
Then must the love be great 'twixt thee and me,
Because thou lov'st the one, and I the other.
Dowland to thee is dear, whose heavenly touch
Upon the lute doth ravish human sense,

Spenser to me, whose deep conceit is such,
As, passing all conceit, needs to defence.
Thou lov'st to hear the sweet melodious sound
That Phoebus' lute, the queen of music, makes;
And I in deep delight am chiefly drown'd
Whenas himself to singing he betakes.
One god is god of both, as poets feign;
One knight loves both, and both in thee remain.
W. Shakespeare. Uit: 'The Passionate Pilgrim'.
Met een verwijzing naar John Dowland.

midi
John Dowland:
'The Sick Tune'
Naar boven

4. De Bard van Avon

William Shakespeare, detail van een schilderij dat is toegeschreven aan John Taylor (ca. 1610).
(National Portrait Gallery, London)
De Bard van Avon was de 18e eeuwse bijnaam van William Shakespeare (noot 5). Deze beroemde Engelse dichter en schrijver was bekend met de oude Ierse cultuur en muziek.
Volgens de Ierse schrijver en propagandist W.H. Grattan Flood zijn in Shakespeare's werk namen (of aliassen) van elf Ierse of Anglo-Ierse airs geïdentificeerd, alhoewel hij daar niet altijd bewijs voor wordt geleverd (Flood, 1905):

  1. Callino custurame ('Henry V', Akte IV Scène IV 4. Pistol sprak tot de Franse soldaat:
    'Quality! Calen o custure me'.)
  2. Ducdame ('As You Like It': verwijzing naar 'Ducdame', een anglificatie van 'An d-tiocfaidh'= 'Will You Come' uit het lied Eileen A Rún)
  3. Fortune my foe ('Merry Wives of Windsor', Akte II Scène III 'reckoned always an Irish tune')
  4. Peg a Ramsay ('Twelfth Night', Akte II Scène III, bekend als een 'dump tune', volgens Flood een deun die op de timpaan, een kleine strijkharp werd gespeeld)
  5. Bonny Sweet Robin
  6. Whoop! do me no harm, good man ('A Winter's Tale', Akte IV Scène III, in Ierland beter bekend als 'Paddy Whack'. Door Thomas Moore bewerkt tot 'While History's Muse'.)
  7. Weladay (of 'Essex's last Good-Night', met een alternatieve tekst over de dood van de Earl of Essex in Ierland in 1576.)
  8. The Fading ('A Winter's Tale', Akte IV, een Ierse dansdeun 'Rince Fada'.)
  9. Light o'Love ('Two Gentlemen of Verona', Akte I Scène 2)
  10. Yellow Stockings (Gaelisch: 'Cuma, liom'. Thomas Moore gebruikte de melodie met de tekst 'Fairest put on awhile'.)
  11. Come o'er the bourn, Bessy, to me ('King Lear', Akte III Scène VI)
Naast het gebruik van Ierse woorden (geere=man, geck=dwaas, cam=krom, cailleach=oude vrouw in Shakespeare´s werk, zijn eveneens opmerkingen te vinden, die mogelijk op Ierse dansdeunen wijzen: Jigg off a tune in Love's Labour's Lost en All my merry jigs are quite forgot in Passionate Pilgrim.

Naar boven

5. The Dancing Master

John Playford (1623-1686) staat bekend als uitgever en auteur van diverse werken, waaronder een tal van muziekpublicaties. Deze handelen over muziektheorie, lessen voor verschillend instrumenten, liedcollecties en psalmen. Zij bekendste werk is The English Dancing Master, waarvan zelfs na zijn dood een groot aantal edities zijn verschenen: de eerste uitgave was in 1651 en de laatste in 1728.

Het titelblad van John Playford's 'The English Dancing Master' van 1651.

The Dancing Master bevat veel zgn. countrydances, waaronder longways, rounds en square dances op verschillend melodietypen, waaronder trots en jigs, waarvan een aantal van Ierse oorsprong is, die bij de Engelse bovenklasse bekend was:
Irish Boree, The Irish Ground (Kinington Wells), The Irish Howle, The Irish Lady (Anniseed water Robin), Irish Trot en The Siege of Limerick, zijn voor zichzelf sprekende titels.

Op dezelfde wijze refererend naar Schotland, zijn de volgende titels: Scotch Ayre, Scotch Cap (Edenborough Castle), A Scotch Firke, Scotch Moggy, The Scotch Morris, Scotch Union, Scotch Rant, The Bonny Lass, en Highland Lass (Divanshire Gairl).

De Engelse namen 'The Irish Ground' of 'Kinington Wells' is onder een aantal andere titels bekend, in Ierland als 'Ceann dub Dilir' ('Black-headed Dearie'), in Schotland als 'The Auld Jew'. In ca. 1740 werd de titel door Burke Thumoth's 'Twelve Scotch and Twelve Irish Airs' veranderd in 'Currie koun dilich'.

In Playford's 'Choice Ayres and Songs' (1676) is de melodie 'Since Coelia's My Foe' opgenomem. Feitelijk een herschreven variatie van 'Fortune my Foe' door de Ier Thomas Duffet, eerder gepubliceerd in zijn 'New Poems, Songs, Prologues and Epilogues'.

The Irish Ground
Verscheen vanaf 1701 in de 'The Dancing Master'

Bijschrift koptekst:
Longways for as many as will
[The Bass Played twice over to every couple when they begin]
Bijschrift voettekst:
First all 4. hands half round, and turn single, then quite round, and turn single to the Bassplay'd twice, the 1. cu. lead below the 3 cu. and up again, and cast off, then Sett and cast up, and cross over below the 3. cu. and lead up the middle, then cast off, and turn your Partner.
Klik hier voor een vergroting.
midi

Naar boven

6. Annotaties en geraadpleegde bronnen

6.1 Voetnoten

  1. Manuscript gecombineerd met Dublin Viriginal. Digitale collectie. Trinity College, Dublin (TCD), MS 410/1
  2. Digitale collectie TCD MS 408/1.
  3. De Stationers’ Company was een gilde die voortkwam vanuit de Brotherhood of Manuscript Producers (1357) en de Brotherhood of the Craft of Writers of Text-Letters (1405). Het werd in 1557 opgericht door de 'Royal Charter' van Koning Philip en Koningin Mary. Het oogmerk was om publicatie van Protestantse propaganda te voorkomen, en was daarmee een vroege poging om het auteursrecht vast te leggen.
  4. Polyfonie is een meerstemmige techniek, waarbij elke stem in melodisch opzicht volledig zelfstandig is. Zie ook: Hoofdstuk Harmonie: Harmonie: 2.6 Ontwikkeling van de polyfonie.
  5. William Shakespeare was niet de enige die tijdens de romantische periode van de 18e en 19e eeuw, postuum de titel van 'Bard' kreeg toegewezen. Robert Burns was de Bard van Ayrshire, William Cowper de Bard van Olney, William Wordsworth de Bard van Rydal Mount en Alexander Pope, de Bard van Twickenham. Zie ook: Keltisch erfgoed

6.2 Geraadpleegde bronnen

Literatuur

Www

7. Aanvullende informatie

7.1 Externe links

7.2 Media

Discografie