![]() |
[Home][Info][Introductie][Cultuurhistorische onderwerpen][Dans en danshistorie][Vorm, technieken en idioom][Toonsystematiek][Akkoordenleer][Harmonie][Extra] |
"Three things incapable of change: the laws of nature; the quality of truth; and the laws of Bardism; for whatever is found to be beautiful, good, and just, belongs to each one of those things."
INHOUD van deze pagina (verberg)
Een gedrukte facsimile van Lbl Add MS 14970 of het Iolo-Morganwg-manuscript, treft u aan op pagina 1079-1088 van:
Jones, O. (red.), Williams, E. (red.), Pughe, W.O. (red.); Thomas, J. (red.); The Myvyrian Archaiology of Wales, collected out of Ancient Manuscripts: Division I Poetry, Divison II Prose, Division III Prose; heruitgave 1870; Thomas Gee, Denbigh; p. 1079-1088. Eveneens bevat dit werk vanaf p. 1089 een gedrukte facsimile van onderdelen van Lbl MS Add. 14905 (Robert ap Huw-manuscript, RaH-ms). Dit boek is direct te downloaden van:
archive.org/download/myvyrianarchaiol00joneuoft/myvyrianarchaiol00joneuoft.pdf (Canadian Libraries).
Van dit exemplaar wordt expliciet vermeld dat er geen copyright-beperkingen aanwezig zijn. Zie voor details de website: archive.org/details/myvyrianarchaiol00joneuoft.
Helaas is het niet mogelijk om de originele scans van het manuscript te publiceren, juist vanwege copyright-beperkingen, die door de British Library zijn opgelegd. Ze zijn voor belangstellenden wel voor eigen gebruik en onderzoek te bestellen bij de British Library via de Imaging Services order form.
Voor dit artikel is gebruik gemaakt van het gedrukte facsimile in The Myvyrian Archaiology of Wales (1870). Om hierin te kunnen navigeren, zoals dat op dezelfde wijze mogelijk is als in het originele manuscript, is het facsimile opgemaakt in het format van het originele manuscript. Het voordeel van het gedrukte 'Myvyrian'-exemplaar is, dat bepaalde correcties van Edward Williams in het facsimile zijn overgenomen. Dit neemt niet weg dat het toch nodig is geweest om andere kopieerfouten, die vanuit het origineel naar het facsimile zijn gemaakt, weer aan te passen op basis van het origineel.
Dit aangepaste document (hierna Myvyrian-facsimile genoemd) vindt u hier als pdf-bestand. Het is raadzaam om bij het lezen van dit artikel het document bij de hand te hebben. |
Het tijdschrift Welsh Music History nr. 3 (1999, University of Wales Press, Cardiff) is een themanummer over het Robert-ap Huw-manuscript, met een artikel van Paul Whittaker over het Iolo-Morganwg-manuscript. De artikelen van dit tijdschrift zijn te vinden op de de website van Welsh Journals en is via deze link direct in te zien:
journals.library.wales/view/1175725/1176280/
(De afbeeldingen, evenals de transcripties zijn helaas deels gecensureerd, kennelijk vanwege de, door de British Library opgelegde copyright-beperkingen)
![]() |
Edward Williams (Iolo Morganwg) |
Het Iolo Morganwg-manuscript (afgekort: IM-ms) is het document Lbl MS 14970, dat zich in de British Library bevindt. Het is een verzameling aan werken bestaande uit 323 folio, waarvan het grootste gedeelte is samengesteld uit overgeschreven werken van Welshe dichters. De muziektabulatuur is slechts een klein onderdeel van geheel en bevindt zich op de bladen fol.3r-8r. Het titelblad fol.1 geeft de datum van het manuscript en geeft een beknopt overzicht van de inhoud:
De pagina's met de tabulaturen zijn onderverdeeld volgens de originele folionummers: 3r, 3v, 4r, 4v, 5r, 5v, 6r, 6v, 7r, 7v en 8r.
De navigatie hierin vindt dan op dezelfde wijze plaats, zoals die ook wordt toegepast voor navigatie in het Robert-ap-Huw-manuscript. Aan de hand van het folio-nummer, regelnummer en kolomnummer, gescheiden door een punt. Bijvoorbeeld: 5r.3.7 betekent fol.5r, rij 3 en kolom 7. Of 6v.2-4: fol.6v, rijen 2 tot en met 4.
De tabulaturen omvatten vier muziekstukken:
3r.1-4 | Cwlwm is gywair (niet compleet, alleen de secties XII-XV) |
3v.1-4 - 5r.1-2 | Cwlwm bach ar y go gywair |
5r.3-4 - 7r.3-4 | Yr hen gwlwm ar y go gywair |
7v.1-3 - 8r.1-2 | Medle (niet compleet, alleen de sectie I, gevolgd door twee regels in conventionele muzieknotatie) |
Op fol. 8r zijn nog twee naamsvermeldingen aangebracht. De eerste luidt 'Ifan Edwart' ('Ivan Edwart'), hetgeen naar de harpist Evan Edwards (1734-1766) van Cerrig-y-drudion (Clwyd) kan verwijzen. Dit kan duiden dat hier sprake is van een nog vroegere kopie. Daarnaast nog een opmerkelijke naamsvermelding, die kennelijk in grafisch opzicht letterlijk door Edward Williams is overgenomen en mogelijk getranscribeerd kan worden als 'Pugh' ('ap Huw'?). De originele weergaven in fol. 8r toont eveneens een gecorrigeerde passage, die thuis hoort in Cwlwm bach ar y go gywair, op de plaats van de eerste kolommen van 6r.2, die in het origineel met potlood zijn doorgehaald. Deze correctie is in de bijgaande Myvyrian-facsimile toegepast (6r.2.1-12). Edward Williams omschrijft deze correctie op fol. 8r als volgt (transcriptie en vertaling Paul Whittaker):
"Y mae gwall wedi/ digwydd yn/ y drydydd adran/ or golofn a nodir fal/ ar ol y bis ail a/ llyma fal y dylai fod"
"A mistake has happened in the third part of the column marked like this, after the second 'bis', and this is how it should be"
(gevolgd door verticaal patroon van punten en het tabulatuurfragment van de betreffende passage)
Het muziekmanuscript wordt afgesloten met de volgende zin (transcriptie en vertaling Paul Whittaker):
Er is onderzocht in welke andere cerdd-dant-bronnen de titels van de vier stukken het IM-ms worden aangetroffen (Whittaker, 1999).
De titel van het eerste stuk Cwlwm is gywair is in de diverse bekende bekende bronnen niet vermeld.
Voor Cwlwm bach ar y go gywair kan gezegd worden, dat deze titel is aangetroffen in de lijst van AB MS 2023-b (Panton 56, p.57) en van AB MS 17116-B (Gwynsaney 28, fol.66v). In dit verband met deze bronnen wijst Klausner naar andere kopieën van de lijst van Gwynsaney 28 in AB Llanstephan MS 55, AB MS 872D en AB MS Peniarth MS 155 Cerdd dant. Deel 1 Appendix C: repertoirelijsten en overzicht van tabulaturen. Verder vindt ment de titel ook op pagina 102 van Lbl MS Add. 14905 (RaH-ms).
De titel van Yr hen gwlwm ar y go gywair vindt men terug in AB MS 2023-b (Panton 56, p.64), maar ook op p. 102 van Lbl MS Add. 14905 (RaH-ms).
Van het laatste stuk Medle ('melody') kan gezegd worden dat het niet afkomstig is uit de cerdd dant traditie. Het is een versie van het stuk 'Medley' van de Engelse componist Edward Johnson (fl. 1572-1601). Het stuk komt in andere bronnen voor in verschillende gedaanten, voor luit, cittern, consort, toetsen en zang (Whittaker, 1999). Whittaker vergelijkt de versie in het Iolo Morganwg-manuscript met een transcriptie van het Fitzwilliam Virginal Book, nr. 243: 'Johnson's Medley' en de luittabulatuur van Lbl MS Add. 31392, fol. 18v.
![]() |
Verschillende tekens die in het IM-ms zijn aangewend. De betekenis is niet altijd duidelijk. Helemaal links het spiraalteken, dat de grens van een herhaling weergeeft. |
In het algemeen bestaan de stukken, zowel in het RaH-ms, als in het IM-ms uit secties, uit variaties (ceinciau), die eindigen met een slotfrase (diwedd), dat als een soort van refrein beschouwd kan worden. Het laatste kan af en toe een verandering ten opzichte van de voorafgaande cainc vertonen. Sommige variaties verschillen zo weinig van inhoud, zodat de originele schrijver een systeem van afkortingen en commando's geeft, alsmede tekens zoals een spiraalvormig-figuur (in beide manuscripten) of een kruis (in het RaH-ms). Zo kan het commando 'bis dechrau o'r groes' geïnterpreteerd worden als: 'herhaal vanaf het kruis-teken aan het begin [tot aan het eerste spiraal-teken]'. De meest toegepaste commando is 'ffordd', hetgeen het volgende impliceert: 'ga door als de vorige sectie, uitgaande van de variatietechniek, die zojuist is geïntroduceerd'. Alhoewel er duidelijke overeenkomsten met het RaH-ms aanwezig zijn, zijn de commando's in de laatstgenoemde volgens Whittaker minder consistent. De spiraaltekens zijn vaak weggelaten, zodat de instructie 'bis dechrau' ('herhaal vanaf het begin') tot het einde van de sectie geldt. Bij aanwezigheid van het spiraalteken, dan geldt: 'herhaal vanaf het begin tot aan het spiraalteken'. Robert ap Huw gaf verder weinig ruimte voor commando's, zodat hij zich louter beperkte tot de woorden 'ffordd' en 'dechrau', maar niet in een bepaalde samenhang. (Whittaker, 1999)
Het IM-ms zelf toont echter een haastig handschrift met een aantal slordigheden. Het odoniaanse notenbeeld van het manuscript wordt gekenmerkt door een 18-19e eeuws handschrift, met veel schrijfvariaties, waarmee soms is geprobeerd een ouder handschrift letterlijk na te bootsen (voornamelijk de noten c, e en g), zoals men die ook in het vroeg 17e eeuwse RaH-ms aantreft. Een veel voorkomende vergissing is het feit dat de octaafaanduidingen soms abusievelijk zijn weggelaten of in sommige gevallen foutief weergegeven. Desondanks worden dezelfde octaaf-aanduidingen gebruikt zoals die ook in het RaH-ms voorkomen:
![]() |
![]() |
De harpstemming met alle natuurlijke tonen, behalve de toon b♭ is gebaseerd op Greenhill, P., 2001, part 3 Tuning |
Paul Whittaker meldt de moeilijkheden die Edward Williams heeft moeten ondervinden met de lettertekens in het oude handschrift (zie in de afbeelding hierboven), zoals de e, die hij regelmatig aanzag voor de letter d, die in de oude notatie erg veel op de e lijkt. Vanaf fol. 6v komt daar volgens Whittaker een verbetering (Whittaker, 1999). Afgezien van Whittakers constatering, is het daarnaast duidelijk dat Edward Williams ook problemen had met de g in 7v.1.11 en 7v.2.1-12, waarin krampachtig is geprobeerd om de 'ij'- of 'gamma'-vormige g van het oude handschrift exact te kopieëren. Deze krampachtige figuren zijn in de gedrukte Myvyrian Archaiology of Wales-uitgave foutief overgenomen met ondefinieerbare tekens.
Zo ook in de eerste vijf kolommen van het derde stuk Yr hen gwlwm ar y go gywair. Deze treffen in het manuscript aan op 5r.4.1,5. In het originele manuscript zijn deze echter wel identificeerbaar als respectievelijk een liggende 'd' en een liggende 'b'.
1. Een 'ritmische' notatie in de vorm van nootstokken, vlaggen en waardestrepen boven de tabulatuurtekst. In het Engels kortweg 'fencing' genoemd.
2. Verticale 'maatstrepen' in de tabulatuurtekst.
3. Pulsen, als een karakteristiek gegeven van de tabulatuur in de vorm van bijvoorbeeld uitgeschreven akkoorden of tonen in de onderpartij. De mate van herhaling van deze akkoorden impliceert een bepaalde periodiciteit.
4. Frasering
ad. 1 'Fencing' (letterlijk: 'hekwerk'). Deze notatie suggereert een ritmisch voorschrift voor een bepaalde passage. Voor het RaH-ms meldt Peter Greenhill, dat er aanwijzingen bestaan, dat het daar gaat om een latere toevoeging aan de originele kopie. Kennelijk door Robert ap Huw zelf aangebracht, maar gedaan vanuit een naïeve interpretatie, veroorzaakt door een gebrekkige kennis van de tabulatuurnotatie. Het grote verschil met het RaH-ms is juist het veelvuldig gebruik van deze notatievorm in het IM-ms. Men ziet het boven iedere regel staan en zijn zodanig weergegeven, zoals dat in oude luittabulaturen de gewoonte was. Dit geeft aan dat Edward Williams vanuit een onwetende zienswijze werkte en geen idee had op welke wijze het manuscript geïnterpreteerd moest worden. (Zie ook: Whittaker, 1974, p. 220 e.v.)
Voor beide manuscripten, valt te concluderen dat deze 'ritmische notatie' geen toevoeging heeft ten opzichte van de letternotatie in de tabulatuur. Een uitzondering hierop is volgens Paul Whittaker het laatste stuk 'Medle'. Hij zegt het volgende hierover (Whittaker, 1999):
"Given the scribe's great attention to detail, this anomaly is difficult to understand, and my provisional conclusion is to ignore the signs in the first three pieces in the manuscript, except as a very general guide to assist performance; rather we must rely on our limited understanding of the metrical implications of the system of cyweirdant and tyniad measures. The exception in this instance is the fourth piece, 'Medle' where teh rhythmic signs follow the metrical logic of the fragment very precisely."
ad. 2 Verticale 'maatstrepen'. Zowel voor het RaH-ms en IM-ms geldt dat zij niet als een standaard-hulpmiddel beschouwd moeten worden, doch er zijn er veel voorbeelden in de tabulatuurtekst aanwezig, die consistent met de muziek blijken te zijn. Daardoor zijn ze in de meeste gevallen, met het oog op reconstructie, erg nuttig.
ad. 3 Pulsen. De regelmatig voorkomende akkoordnotaties suggereren een mate van periodiciteit. Uit deze akkoordreeksen valt veel te zeggen en in veel gevallen zijn de mesur direct eruit af te lezen. Met name op plaatsen van de zogenaamde ostinato-figuren. De pulsen hangen direct samen met de digits, de '1'-en en '0'-en van de mesurau.
ad. 4 Frasering. Andere aanwijzingen die leiden tot de maatvoering zijn de fraseringen, of zinsbouwvormen in de bovenpartij die door de pulsen van de onderpartij worden ondersteund.
Als we bovenstaande correcties en aanvullingen meenemen, dan komen we tot de volgende inventarisatie van de toegepaste technische figuren in het IM-ms in vergelijking met die in het RaH-ms:
Movement/figuur zwart: in de bovenpartij rood: in de onderpartij |
Voorkomen in het IM-ms | Voorkomen in het RaH-ms. Inclusief de zgn. duimvarianten [Voor de uitvoering volgens Peter Greenhill, zie: Cerdd dant 2: Speeltechniek] |
y plethiad byr | 129 | 1091 |
taked y fawd | 87 | 1179 |
plethiad y wahynen | 78 | 563 |
plethiad y pedwarbys | 27 | 267 |
krafiad dwbl | 16 | 14 |
plethiad mawr | 13 | 148 |
tagiad dwbl | 9 | 84 |
krychu y fawd | 8 | 301 |
hanner krafiad | 6 | 158 |
plethiad y pedwarbys + krychu y fawd | 5 | 2 |
plethiad y bys bach | 4 | 379 |
plethiad y bys bach + krychu y fawd | 2 | 22 |
ysgwyd y bys | 4 | 11 |
pethiad y pedwarbys + column-of-dots | 2 | - |
plethiad dwbl | 2 | 74 |
column-of-dots | 1 | 2 |
akkoord-expansies | 36 | 243 |
krychu y fawd | 14 | 44 |
ysgwyd y bys | 2 | - |
'/' boven noot | 2 | 12 |
ysbongk | 2 | 14 |
De aard van de akkoordexpansies blijken deels te verschillen van die in het RaH-ms. Terwijl in het RaH-ms de geëxpandeerde toon, rechtsboven de schuine streep steeds een toon hoger is dan de gedempte bastoon (linksonder de schuine streep), vinden we in het IM-ms drie gevallen, waar de geëxpandeerde toon juist een toon lager, en zelfs in één geval een terts lager. Daarnaast ook gevallen die een sext of een septiem hoger is dan de gedempte bastoon. Hieronder staan ze op een rij met het aantal, dat per type wordt aangetroffen:
![]() |
We zijn nu toegekomen aan de bespreking van de vier stukken van het IM-ms-repertoire. De onderstaande analyses zijn voor het merendeel gebaseerd op het onderzoek van Paul Whittaker (Whittaker, 1999).
![]() |
Reconstructie van sectie XII van 'Cwlwm bach ar y go gywair' (5r.1-2) naar Paul Whittaker. De correcties ten opzichte van het manuscript zijn in rood weergegeven. Uit de speelvolgorde E-F-E-G volgt onmiskenbaar de mesur trwsgwl mawr: 0000 1111 0000 1011 |
Het manuscript zelf geeft juiste instructies voor de speelwijze. De eerste twee frasen (A en B) worden gespeeld tot het commando 'bis de(chrau)', hetgeen weergeeft dat deze passage vanaf het begin herhaalt moet worden tot aan het spiraalsymbool en wordt daarna afgesloten door frase B3 (= diwedd). Het stuk wordt daarna afgesloten met het commando: 'Terfyn cwlwm bach ar y gogowair'.
De complexiteit en de onregelmatigheid van stukken die zijn gekoppeld aan de trwsgwl-mesurau zijn reeds besproken door Peter Greenhill in zijn dissertatie met betrekking tot het metrum in het RaH-ms (Greenhill, 1998, Part 5 Metre). Zo ziet men ook een mate van complexiteit in 'Cwlwm bach ar y go gywair' in de vorm van een aantal dubbelzinnige passages.
Vooraf dient te worden opgemerkt dat na reconstructie is gebleken dat sectie I (vanaf 3v.1) eindigt met kolom 3v.3.7, waarna deze met sectie II wordt vervolgd, beginnend op 3v.3.8 en eindigend met 3v.3.19/Fordd.
Sectie III begint overeenkomstig het manuscript op regel 3v.4 en eindigt met de kolom 3v.4.14/Fordd.
Sectie IV bezet de frase van 3v.4.15 tot en met het einde van de 4e regel/Fordd.
Terug naar sectie I. We zien dat hierin het commando 'bis' ('bys') op dubbelzinnige wijze driemaal wordt gebruikt. Volgens Paul Whittaker is het niet onmogelijk dat, of Edward William, of de oorspronkelijke schrijver het woord 'dechrau' na de derde 'bis' en het spiraal-teken boven de tweede verticale lijn op 3v.1 heeft weggelaten.
De reconstructie volgens Paul Whittaker is in de onderstaande afbeelding weergegeven (Whittaker, 1999):
![]() |
Reconstructie van sectie I van 'Cwlwm bach ar y go gywair' (3v.1-2) naar Paul Whittaker. De correcties ten opzichte van het manuscript zijn in rood weergegeven. De speelvolgorde wordt dan AA-B1-AA-B2-AA-B1-B3 (diwedd). |
Whittaker beschrijft de opbouw van sectie I, door uit te gaan van twee frasen, die motief A en motief B zijn genoemd. Motief A valt volgens Whittaker buiten de mesur trwsgwl mawr en is (met herhaling meegeteld) opgebouwd uit vier aparte tyniad-elementen. In motief B1 ziet men dat het patroon 0000 van trwsgwl mawr wordt uitgebreid met cyweirdant- en tyniad-elementen tot de structuur 0101 0100, daarentegen breidt in motief B2 het eerstvolgende patroon 1111 van de trwsgwl mawr zich uit tot de inverse van de vorige, dus 1010 1011.
In de volgende secties II tot en met IV, vinden er alleen complexe variaties op de cainc van sectie I plaats. Het commando 'ffordd' geeft aan dat het spel volgens sectie I voortgezet moet worden. Paul Whittaker meldt een identieke variatievorm als die van de secties I-III van 'Caniad y wefl' in het RaH-ms (p. 66-67).
Sectie V begint op fol. 4r. Hierin ziet men dat motief A vervalt. Beide uitvoeringen van motief B worden gevolgd door een nieuw motief C. De diwedd B3 verandert (4r.3.4-16) niet (in tegenstelling tot het manuscript, begint sectie VI in werkelijkheid op kolom 4r.3.14.):
![]() |
Reconstructie van sectie V van 'Cwlwm bach ar y go gywair' (4r.1-3) naar Paul Whittaker. Motief A vervalt, maar wordt na ieder B-motief vervangen door een ander motief C |
De secties VI-XI tonen variatietechnieken, die bepaalde overeenkomsten hebben in het RaH-ms in 'Kaniad ystafell' (secties IV-IX, p.38-40) en 'Kaniad y wefl' (secties I-XII). In alle drie voorbeelden, ondergaat de eerste cainc van iedere groep twee eenvoudige variaties op hetzelfde toonhoogteniveau, daarna wordt het geheel herhaald naar een hoger toonhoogteniveau in de bovenpartij. In de voorbeelden in het RaH-ms is dit interval een terts, in Cwlwm bach ar y go gywair, is dat een kwint. De variaties in beide manuscripten neigen op te treden in groepen van drie.
Er dient opgemerkt te worden dat sectie IX niet in het manuscript gelabeled is, deze begint op kolom 4v.4.8.
In de afbeelding hieronder ziet men transcripties van de betreffende onderdelen in secties VI-IX. De secties X en XI zijn niet in de tabulatuur opgenomen, maar zijn aangeduid met een verwijzing (transcriptie en vertaling door Paul Whittaker):
Paul Whittakers reconstructies van X en XI zijn gebaseerd op basis van de variatiepatronen van secties VII en VIII, maar dan naar een hoger toonhoogteniveau (kwint). Deze reconstructies zijn eveneens in de afbeelding weergegeven.
![]() |
Reconstructie van de variatievormen van de secties VI-XI van 'Cwlwm bach ar y go gywair' naar Paul Whittaker. De correcties ten opzichte van het manuscript zijn in rood weergegeven. |
Melodielijn 5r.4.1-15: | e | de | f | ef | g | fg | f | ef | e | de | d | cd | dc | dc |
Basijn 5r.4.1-15: | c | d | e | d | c | b | g | g |
Melodielijn 4r.2.4-14: | fe | ef | fg | gf | fe | ed | dc | dc |
Baslijn 4r.2.4-14: | c | d | e | d | c | b | g | g |
RaH: Melodielijn 42.2.5-21 | gf | ffg | gga | a | b | a | g | g | a | g | f | f | g | f | e |
Baslijn 42.2.5-21 | a | b | c | b | a | g |
Na regel 2, wordt de akkoordenprogressie van regel 1 herhaald tot aan het spiraalteken ('bis dechre'). Sectie I eindigt met een diwedd, alhoewel het niet als zodanig wordt genoemd. Deze afsluiting volgt dan min-of-meer de laatste vier digits van trwsgwl mawr 1011, in de vorm van een uitgebreid patroon met cyweirdant- en tyniadelementen: 1001001111.
Sectie II is opgebouwd uit een verkorte versie van sectie I, behalve het middendeel. Sectie III is problematisch omdat het erop lijkt, dat er een deel is weggevallen. Dit is af te leiden van het feit dat de laatste noot van deze sectie een crychiad (plethiad y wahynen) is, waarvan wordt verwacht dat deze door een melodisch patroon gevolgd wordt. Bij de herhaling (bis dechre) van regel 3, zouden twee crychiad figuren elkaar moeten opvolgen, een hiaat, die nergens anders in de bekende tabulaturen voorkomt. Kennelijk is hier sprake van een vergeten onderdeel, een verschrijving of dat er geen voldoende ruimte meer op het papier was om het laatste deel volledig uit te schrijven. Sectie IV is volgens Paul Whittaker een herhaling van sectie III, eveneens met een ontbrekend stuk. Ik zie hierin, in tegenstelling tot hetgeen Paul Whittaker opmerkt, geen vervanging van de plethiad y wahynen door krychiad y fawd.
Sectie V, volgt hetzelfde figuur als sectie I (regel 2), maar dan met intervallen tussen de onder- en bovenpartij in de vorm van sexten en octaven (db, cc, fd, cc, db, cc). Dit gebeurt volgens een uitgebreid patroon van 0000 (01010100). Deze passage wordt direct herhaald en daarna vervolgd door een onderdeel, dat een inverse mesur-patroon volgt 10101011, hetgeen een expansie is van 1111. Ook dit deel wordt direct herhaald, gevolgd door een herhaling van het eerste gedeelte tot aan het spiraal-figuur. Paul Whittaker geeft aan dat sectie V wordt beëindigd (6r.1.16 - 6r.2.13) met een verwarrende versie van de diwedd-achtige slotpassage van sectie I (5v.1.6-18).
Sectie VI bestaat louter uit het verbale commando: 'codi y fawd' ('raise the thumb' = 'met de duim omhoog'). Er blijken vergelijkbare instructies te bestaan in het RaH-ms, hetgeen de suggestie wekt dat het de bedoeling is dat sectie V herhaald moet worden, maar dat de octaven van de onderpartij verhoogd dienten te worden tot decimen. Dit wordt bereikt door de duim van de onderhand twee snaren hoger te verplaatsen. Er zijn diverse voorbeelden te zien in het RaH in het clymau cytgerdd-gedeelte van het manuscript. Bijvoorbeeld op regel 24.4: 'y chweched gaingk a genir fal y bumed ond kodi dau dant ar y fawd ucha' of 'de zesde cainc wordt als de vijfde gespeeld, maar gaat twee snaren hoger met de boven-duim'.
Met sectie VII wordt er nieuw muzikaal materiaal aangevoerd, dat volgens Paul Whittaker aan de profiadau in het RaH-ms doet denken, maar nog wel in grote lijnen de mesur trwsgwl mawr volgt. Daarnaast wordt wel de oorspronkelijk diwedd toegepast. Verder geeft Whittaker aan dat het octaafniveau van de bovenpartij moeilijk valt vast te stellen.
Vanaf 6r.3.12 en verder ziet men een karakteristiek akkoord, dat men voor het eerst in het manuscript tegenkomt, dit betreft (van laag naar hoog): het akkoord c-g-a. Dit zelfde akkoord treft men ook aan in het RaH-ms in het stuk 'Kaniad bach ar y go gywair' vanaf 44.1.1.
Van sectie VIII kan worden gezegd dat deze vol onbegrijpelijke zaken zit. Er is sprake van, dat de onder- en bovenpartij niet meer op één liggen. Doch de originele passage 6r.2.1-6 in het manuscript blijkt foutief en wordt door Edward Williams gecorrigeerd door een tabulatuurfragment, dat op fol.8r staat genoteerd (zie reeds het voorgaande dat met betrekking tot fol.8 is besproken). Het foute fragment is in het Myvyrian-facsimile vervangen (6r.2.1-12), door deze passage. Ondanks dat deze correctie is uitgevoerd, helpt het volgens Whittaker niet om de zaak veel duidelijker te krijgen.
Verder ziet men dat het slot van sectie VIII, veel overeenkomsten heeft met het slot van sectie VII, doch ingekort met de gebruikelijke 'ffordd'-instructie.
Sectie IX begint met een figuratie die overeenkomt met de 2e helft van sectie VIII, maar het trwsgwl mawr-patroon is nu veel duidelijker. Het eindigt op exact dezelfde wijze als sectie VIII (6r.3.4-9) en deels gelijk aan sectie VII (6r.1.1-6).
Sectie X begint ontegenzeggelijk met het volgen van de eerste acht digits van de mesur 0000 1111 (7r.1 tot en met 7r.2-6) en wordt vervolgd door een passage (7r.2.7-12, de krychu y fawd dient een kolom naar links te worden opgeschoven), die gelijk is aan sectie VIII (6v.2.13-16).
Sectie XI transponeert de inhoud van de bovenpartij van sectie X (7r.1.1-14) een kwart naar boven, hetgeen volgens Whittaker niet-typisch is voor het repertoire, daar de terts in dit verband gebruikelijker is. De afsluitin vindt plaats met het commando ffordd.
Sectie XII volgt hetzelfde patroon als de twee voorafgaande secties, maar vertoont door de akkoordexpansies, dezelfde C-drone (orgelpunt/pedal point) als die van de onderpartij van sectie XII van 'Cwlwm bach ar y go gywair'.
![]() |
Voorstel voor een scordatura voor de toepassing van het stuk 'Medle' in het IM-ms. |
Een ander vraagstuk zijn de vele dubbelzinnigheden en onduidelijkheden bij het gebruik in de letternotaties en octaveringen. Alhoewel Paul Whittaker in de baslijn van 7v.2.1,3,5,7,9 en 10 de bastoon ff ziet, kan ik hier niet mee eens zijn. Mijns inziens is het een g|, zoals genoteerd in 7v.3.1. Ik gaf reeds aan dat het hier om een idiosyncratische invulling van de schrijfwijze is, die feitelijk slecht gelukt is. Ik heb dit reeds beargumenteerd in paragraaf 2.3 Handschrift. Ik ben het eens met Whittaker, dat laagste bastoon van 7v.1.13,15,17 een cc is
Sally Harper benadrukt in haar 'Music in Welsh Culture Before 1650' de verwarrende indruk van het stuk zoals dat in het manuscript wordt weergegeven. Het fragment onderaan fol. 8r, dat in conventionele notatie is opgeschreven, kan mogelijk een poging zijn om de bovenpartij van de 5e en 6e zin voor een melodie-instrument te transcriberen. Kennelijk bedoelt Harper de frasen tussen 7v.3.11 en 8r.1.10, alhoewel men daar niet zoveel mee opschiet. Harper vraagt zich vervolgens af, hoe met de context van de uitvoering zit. Het fragment in het IM-ms suggereert volgens haar zelfs dat hier sprake is van een gedeeltelijke transcriptie van een complexer arrangement voor een gemengd consort, dat wordt ondersteund door een soort van 'bardische' harp, dat in Wales rond 1600 in gebruik was (Harper, 2007).
Ten eerste een analyse van de akkoordenprogressie. Dit levert het volgende beeld op in de tonaliteit van D-mineur:
In de moderne lead-sheet notatie is dit:
*)Als toegevoegde drone of orgelpunt ('pedal point') g|. In de maten 5-8 wordt deze bij de uitvoering onmiddelijk gedempt.
Nadere beschouwing van het stuk 'Medle' laat zien dat het met twee maten introductie begint, in een afwijkende maat van zes 'beats'. Bij de reconstructie vallen een aantal interessante zaken op. De herhaling komt beter tot zijn recht als deze in de derde maat begint, waar het stuk overgaat naar de 'standaard'-maat van vier 'beats'. Kennelijk is daar een nadere instructie met betrekking tot de herhaling ('bis') vergeten. We zien het optreden van een G-drone over de maten 5-8, die mede door de voortdurende demping een extra percussief effect vertoont. Deze demping is noodzakelijk vanwege harmonische redenen. De G-drone zet zich door in de maten 11 en 12, maar hoeven in harmonisch opzicht niet gedempt te worden. Als het stuk in zijn geheel wordt beschouwd en vergeleken wordt met de variant 'Johnson's Medley' in het Fitzwilliam Virginal Book, zijn er overeenkomsten waar te nemen. Anderzijds geeft het de indruk dat hier geen sprake is van een zelfstandig stuk, maar eerder van een thema dat bijvoorbeeld als een introductie voor 'Johnson's Medley' kon worden aangewend. De mogelijkheid, zoals geopperd door Sally Harper dat het hier gaat om een onderdeel van een complexer arrangement wordt daardoor waarschijnlijker.
De onderstaande afbeelding toont de mogelijkheid van een reconstructie van 'Medle' in het conventioneel notenschrift, in vergelijking met 'Johnson's Medley'. Bij de laatste is een herhaling toegevoegd, waarbij introducerende maten worden overgeslagen. Bij de afbeeldingen zijn er een syntetische weergaven in de vorm van midi-bestanden toegevoegd.
![]() | ![]() |
Reconstructie door de auteur van het stuk 'Medle' in het IM-ms (fol. 7v.-8r.) en vervolgens vergeleken met het 'Johnson's Medley' in het Fitzwilliam Virginal Book, nr. 243. Klik op de afbeeldingen voor een vergrootte weergave. | |
Midi ![]() | Midi ![]() |