Musicologie van de Keltische en naburige stijlen
[Home][Info][Introductie][Cultuurhistorische onderwerpen][Dans en danshistorie][Vorm, technieken en idioom][Toonsystematiek][Akkoordenleer][Harmonie][Extra]

[Home][Auteur: Ben Dijkhuis][Laatste update: 22-08-2020][Hoofdstuk: Vorm, technieken en idioom][Gebruiksvoorwaarden]

Het bardisch vers, de muziek der taal:
Appendix C. Iers-Gaelische syllabische versmetra

INHOUD van deze pagina (verberg)

  1. 1. Extra toelichting
    1. 1.1 Bron en notatiewijze
    2. 1.2 Terminologie
    3. 1.3 Halfrijm
    4. 1.4 Deibhidhe-rijm
    5. 1.5 Binnenrijm (aiccill)
    6. 1.6 Alliteratie
    7. 1.7 Afsluiting van een gedicht
    8. 1.8 Cesuur
  2. 2. Metra. Groep A
    Stanza's met rijmende coupletten, waarin zowel het vers als het vers-einde homosyllabisch is.
    1. 2.1 Rannaigecht dialtach (mor)
    2. 2.2 Rannaigecht recomarcach (bec)
    3. 2.3 Rannaigecht garit
    4. 2.4 Treochair
    5. 2.5 Rindaird (= leth-dechnach)
    6. 2.6 Brecc-bairdne
    7. 2.7 Slat brecht mor
    8. 2.8 Cas-bairdne
    9. 2.9 Snam sebaic (ar chasbairdne)
    10. 2.10 Carn-rannaigecht mor
    11. 2.11 Rannaigecht bec mor (= carn-dechnaid)
    12. 2.12 Druimne suithe na bairdne
    13. 2.13 Oll-chasbairdne
    14. 2.14 Ai idan
    15. 2.15 Suirge mall (anair rindaird)
    16. 2.16 Anair (anair tintudach)
    17. 2.17 Trian rannaigechta moire
    18. 2.18 Rannaigecht bec bec
    19. 2.19 Lethrannaigecht mor
    20. 2.20 Rindaird bec
    21. 2.21 Blogbairdne
  3. 3. Metra. Groep B
    Debide metra
    1. 3.1 Debide scailte
    2. 3.2 Debide imrind
    3. 3.3 Emain imrind
    4. 3.4 Debide garit
    5. 3.5 Debide cenelach
    6. 3.6 Debide ecoitchenn
    7. 3.7 Debide airend
    8. 3.8 Debide guilbnech
    9. 3.9 Debide smitach
    10. 3.10 Debide baisse fri toin
    11. 3.11 Debide imrind cenntromm
  4. 4. Metra. Groep C1
    Stanza's met rijmende coupletten, heterosyllabische verzen en homosyllabische verseinden.
    1. 4.1 Dechnad fota
    2. 4.2 Dechad fota fordalach
    3. 4.3 Dechnad mor
    4. 4.4 Snedbairdne
    5. 4.5 Ollbairdne ruamainn
    6. 4.6 Dechnad cummaisc
    7. 4.7 Dechnad mrechtfelesach (= cor cummaisc elir rannaigecht moir ocus sruth di aill
    8. 4.8 Cummasc elir rannaigecht moir ocus letrhannaigecht
    9. 4.9 Cro cummaisc elir rannaigecht moir ocus sruth di aill
    10. 4.10 Bairdne fodesin
  5. 5. Metra. Groep C2
    Stanza's met rijmende coupletten, homosyllabische verzen en heterosyllabische verseinden.
    1. 5.1 Dian midseng chenntromm
    2. 5.2 Ae freslige
    3. 5.3 Ae freslige bec
    4. 5.4 Ae freslige aicclech
    5. 5.5 Cro cummaisc elir rannaigecht moir ocus casbairdni
    6. 5.6 Forduan
    7. 5.7 Dian airseng (= cummasc rannaigechta moire ocus casbairdne)
    8. 5.8 Rannaigecht chummaisc (= dechubaid fota)
    9. 5.9 Sembairdne
    10. 5.10 Da trian rannaigechta moire
    11. 5.11 Snam suad
  6. 6. 6. Metra. Groep C3
    Stanza's met rijmende coupletten, heterosyllabische verzen en heterosyllabische verseinden.
    1. 6.1 Dian midseng (= seudna mhor)
    2. 6.2 Setrad mor (= fota, = seudna)
    3. 6.3 Setrad ngablanach
    4. 6.4 Ollbreccad dene cenntruimme
    5. 6.5 Seudna mheadhonach
    6. 6.6 Ollbairdne
    7. 6.7 Setrad mbaccach
    8. 6.8 Setrad ngarit
    9. 6.9 Dechnaid aicclech cummaisc
    10. 6.10 Dian airseng impoid
    11. 6.11 Cro cummaisc etir casbairdne ocus lethrannaigecht
    12. 6.12 Ae freslige ar dechnaid
    13. 6.13 Immardbairdne
    14. 6.14 Cro cummaise etir rindaird ocus lethrannaigecht
    15. 6.15 Anair trebaid (= imba forosna)
    16. 6.16 Mimasc
    17. 6.17 Loid trebraid
  7. 7. Metra. Groep D
    Stanza's met diverse structuren (beperkt aantal voorbeelden).
    1. 7.1 Loid luascach
    2. 7.2 Eochraid cuicsrethaid
    3. 7.3 Recne dechubaid
    4. 7.4 Ochtfoclach mor
    5. 7.5 Lethmimasc
    6. 7.6 Droignech
  8. 8. Annotaties en bronnen
    1. 8.1 Geraadpleegde bronnen
  9. 9. Aanvullende informatie

1. Extra toelichting

1.1 Bron en notatiewijze

De Iers-Gaelische syllabische metrische vormen in appendix C, zijn gebaseerd de 19e eeuwse studie van Zwitserse filoloog en celticist Eduard Rudolf Thurneysen (1857–1940). [Rudolf Thurneysen (red.), Mittelirische Verslehren, Whitley Stokes en E. Windisch (red), Irische Texte serie 3 pt. 1, 1891; Leipzig 1891; 1-182](Meyer, 1909). Een probleem bij het citeren van bovenstaande werken, is de Ierse spelling. Talloze malen komt men allerlei andere bronnen tegenstrijdige schrijfwijzen tegen. Desondank handhaaf ik in de spelling zoals Kuno Meyer ze heeft aangewend. De klinker met een horizontale streep erboven, is typologisch nog niet haalbaar in HTML, vandaar dat deze is weggelaten.
De diverse metra worden als volgt van elkaar onderscheiden: het aantal lettergrepen per versregel (ceathramhain), alsmede de vorm en positie van de rijm. Het couplet van een specifiek metrum wordt als volgt weergegeven: Nn + Mm. De waarden voor N en M is het aantal lettergrepen in resp. de eerste en tweede versregel. Waarden voor n of m zijn het aantal lettergrepen aan het einde (dat wil zeggen, het laatste woord) van de versregel: 1 (monosyllabisch verseinde), 2 (disyllabisch verseinde), 3 (trisyllabisch), 4 (tetrasyllabisch). Bijvoorbeeld 52 + 63, van een couplet (strofe van twee verzen) bestaat de eerste versregel uit vijf lettergrepen en eindigt op een woord van twee lettergrepen (disyllabel), de tweede versregel bestaat uit zes lettergrepen en eindigt op een trisyllabisch woord. Eindrijm (soms binnenrijm) wordt in de tekst cursief weergegeven.

1.2 Terminologie

Een lettergreep of syllabe (sillab) of een aantal lettergrepen als metrische eenheid, heet deach ('versvoet'). Versvoeten van ëën tot acht lettergrepen zijn:

De rijmende versregel heet rinn (meervoud rinn, Middel-Iers: renna). De rijm zelf cuibdius. Lan-chuibdius is rijm aan het einde van de coupletten, sal-chuibdius aan het einde van de eerste en derde vers van het kwatrijn.

1.3 Halfrijm

In monosyllabische halfrijm bestaat uit accentdragende klinkers en de daaropvolgende medeklinker, wel of niet palataal is. De medeklinkers dienen ook tot dezelfde klasse ter horen.

Tri maic Nera ar lin lérg,
tri maic Uislend, cobra ngárg,
senleach Arad nad bo bórb,
a Cruachnaib Con-alad árd.

In polysyllabische halfrijm begint de eerste niet-geaccentueerde lettergreep van het woord. De medeklinkers moeten tot dezelfde klasse behorne, en zowel palataal als niet-palataal.

Voorbeeld 1
Fland tendalach Témracht,
tendri Fotla férainn,
otha anall do-ménaimm,
is si a chland do-gégainn


Voorbeeld 2
In spirut noib d'áttraib
ar cuirp is ar n-ánma,
diar snadud co sólma
ar gabud, ar gálra.
Hierin heeft -aimm van domenaimm heeft halfrijm met -ainn van ferainn en dogegainn, en de -lma van solma met -nma van anma en -ldra van galra.

Een kwatrijn waarin alle versregels halfrijm hebben, is zogenaamd chethar-chubaid. Als er geen halfrijm is tussen twee versregel is het metrum scailte ('los').

Naar boven

1.4 Debide-rijm

Dit type rijm treedt louter op in de zogenaamde debide-(elders: deibhidhe-) metra. Hierin rijmen de twee verzen in het couplet. Terwijl de eerste versregel monosyllabisch eindigt, moet de tweede regel disyllabisch (met een woord van twee lettergrepen) eindigen. Voor het geval als de eerste regel disyllabisch eindigt, dient de tweede regel trisyllabisch (met een woord van drie lettergrepen) te eindigen. Zoals eerder gezegd is de rijm van de eerste en tweede regel gesyncopeerd . In het debide-metra bestaat een grotere vrijheid van rijm, dat soms dichtbij acconsonantie (medeklinkerrijm) staat. Bijvoorbeeld: guth rijmt met tinfiud, glan met airmtie(a)n, cachta met comblechta.

1.5 Binnenrijm (aiccill)

Hierin zijn twee typen te onderscheiden.
  1. Rijm van een woord op de cesuur (aan het einde van de eerste versregel) met een woord ergens in de tweede regel van het couplet

    Voorbeelden:
    acht ro-fetar racha d'ec
    mor in bet! ni fetar cuin

    cain popul co ligdath,
    in rigrad im-rordus.

    Dit type komt overwegend voor in de tweede helft van alle niet-debide-metra. Er mag geen halfijm tussen het woord op de cesuur en de einrijm aanwezig zijn. De technische naam van dit soor rijm is aiccill ('anticipatie') en de stanza die het bezit heet aicclech.
  2. Een rijm tussen een woord in de eerste versregel met een woord in twee versregel van het couplet. Dit type is komt niet overwegend voor, doch in latere perioden, doet het in bijna elk metrum zijn entree.

    Voorbeeld:

    Ri cach thuir thuathaig dein derg
    ro-fuathaig fein firmimeint,
    feib ba derb laiss os cach maig
    ros-delb don maiss ecruthaig.

Een stapeling van binnenrijm heet breccad.

Voorbeeld:

Ua bricc Bregain ond licc lebair
ticc i Temair toraib.

1.6 Alliteratie

Voor de syllabische poëzie zijn voor wat betreft het aanwenden van alliteratie (uaimmm), drie perioden te onderscheiden. In de oudste syllabische Ierse poëzie komt alliteratie sporadisch en zonder enige vastgestelde regelgeving, voor. In latere perioden verscheen het overwegend in de derde en laatste versregel van het kwatrijn. In de periode die daarop volgde, de 12e eeuw en daarna, komen we alliteraties in ieder vers van een gedicht tegen. Alliteratie in de eindwoorden van de versregels heet fir-uaimm en als het op andere plaatsen voorkomt uaimm gnuise. Aan het einde van het gedicht uaimm di rind. Als het laatste woord van een stanza allitereert met het eerste of eerst accentdragende woord van de volgende stanza (veel toegepast, bij lange gedichten als een vorm van geheugensteun), heet in Middel-Iers fidrad freccomail en later Iers conachlann.l

1.7 Afsluiting van een gedicht

Het afsluitende woord (iarcomarc) van ieder gedicht moet het eerste woord (of het eerste accentdragende woord) of een deel ervan herhalen (focul luisech). De herhaling van een heel woord heet saigid, dat van een half woord ascnam en alleen van het begin van een woord com-indsma.

1.8 Cesuur

Een cesuur is een natuurlijk rustpunt bij het lezen van een versvoet of het einde van een versregel. Binnen de context van dit onderwerp wordt er ook nog een andere definitie aan toegevoegd, dat feitelijk parallel loopt aan de Engelse definitie van couplet (leathrann, tweeregelige strofe, stanza). De cesuur is dan het rustpunt tussen de twee verzen in het couplet. Indien er sprake is van een kwatrijn (= twee coupletten, rann), zoals dat bij de meeste Ierse metra het geval is, dan bevindt de cesuren zich na de eerste en derde versregel (Meyer, 1909, p.6). Schematische voorstelling van een couplet:

vers 1 (cesuur) vers 2
vers 3 (cesuur) vers 4

Naar boven

2. Metra. Groep A

Dit zijn stanza's met rijmende coupletten, waarin zowel het vers en het vers-einde homosyllabisch is (hetzelfde aantal lettergrepen hebben). De meest voorkomende vormen heten rannaigecht (elders: rannaigheacht, rannaíocht), waarin het vers-einde zowel mono- als disyllabisch kan zijn en cas-bairdne (casbhairde), waarin het vers-einde trisyllabisch is;

2.1 Rannaigecht dialtach (mor)

Bestaat uit heptasyllabische verzen met monosyllabische vers-einden (71 + 71):

Cetain luid Indas tar ord
i lorg demna, digal garg,
cetain ro-gab saint imm saich,
cetain ro-braith lsu n-ard.

2.2 Rannaigecht recomarcach (bec)

(Elders: rannaíocht bheag) Bestaat uit heptasyllabische verzen met disyllabische vers-einden (72 + 72):

A Emain idnach oibinn
asa fidrad ad-fedim,
is mor ndine dit'gualainn
ro-gab rige for Erinn.

2.3 Rannaigecht garit

Dit zijn variaties op 2.1 en 2.2.

Rainnaigecht garit dialtach

31 + 71 + 71 + 71:

A Ri ind!
cid dub mo thech no cid find,
nocho n-iadfaider fri nech,
nar' iada Crist a thech frimm

Rainnaigecht chetharchubaid garit recomarcach

32 + 72 + 72 + 72:

Corp slemon
ocus toib fota remor
biaid in cholainn oc lobud
is in t-anim oc demon.

Minder gewoonlijk is een inkorting van de eerste versregel tot twee syllaben: dus b.v. 22 + 72 + 72 + 72

2.4 Treochair

Als de eerste couplet door een versregel van drie lettergrepen is vervangen:

Cen ainius (32)
in chaingen dorigenus (74!)
nech ro-charus ro-craidius (72)

2.5 Rindaird (= leth-dechnach)

Hexasyllabisch: 62 + 62:

Mani tuicce samlid
ord fil for ar loidib,
not-dlomaim fiad dalaib,
it dallcheilliu doinib.

Naar boven

2.6 Brecc-bairdne

Kan als een variatie op rindaird worden beschouwd, doch met vijf lettergrepen in de 1e versregel (52 + 62):

Adram in Coimdid
cusna aicdib amraib
nem gelmar co n-ainglib,
ler tondban for talmain.

2.7 Slat brecht mor

Hexasyllabisch vers eindigt met trisyllabisch woord: 63 + 63

Less Ruadrach rebanach,
se sluagach sribanach,
less n-enach n-ailenach,
less ferach fidanach.

2.8 Cas-bairdne

Heptasyllabisch eindigend met trisyllabisch woord: 73 + 73

Cormac Femin, Fogertach,
Colman, Cellach cruaid-ugra
co milib do-rochratar
i cath Belaig muaid-Mugna.

2.9 Snam sebaic (ar chasbairdne)

Dit is een variatie op de cas-bairdne, waarin de derde versregel op een monosyllabe eindigt 73 + 73 + 71 + 73:

Cenn Escrach na n-aballgort,
adba dona iathbechaib,
muine luchar for a lar,
ita stab doe stiallchlethaib.

2.10 Carn-rannaigecht mor

Octosyllabisch: 81 + 81

A Mathgamain ui Chennglain choim,
a fir ind airm athramail ain,
is tusu ar tigernae-ni tnuith
immon Siuir simenbuidi slain.

2.11 Rannaigecht bec mor (= carn-dechnaid)

Octosyllabisch: 82 + 82

A maic rig na Cairce a Cualainn,
fin duit is mid mailte moidim:
is frit, a milid, a malainn,
dalaim do-ririb ic Roirinn.

2.12 Druimne suithe na bairdne

Octosyllabisch: 83 + 83

Tech Duind damaig, dun Congaile,
carrac ruadfaebrach rathaigthe,
raith rig fri lan lir fethaigthe,
fail nir, nett grife gradaigthe.

2.13 Oll-chasbairdne

Octosyllabisch: 84 + 84

Ri Achaid Uir irbairdraignig
crathaid in luin lethanmerlig:
ocon maigin muiredruimnig
Laigin ina lebargemlib.

2.14 Ai idan

Nonasyllabisch: 92 + 92

A maic hui Chuind, cella do chabair,
a glec imm thuind, a thenga tamain
a maic hui Chuind, a chrithre imm chella,
a rigthe gerra glassa gadair.

2.15 Suirge mall (anair rindaird)

Trisyllabisch: 31 + 31

Scel lemm duib:
dordaid dam,
snigid gaim,
ro-faith sam.

2.16 Anair (anair tintudach)

Trisyllabisch: 32 + 32

Scian scothas,
rind rethes,
liag lothas,
tind teches.

2.17 Trian rannaigechta moire

Tetrasyllabisch: 41 + 41

Aed Ailig uill,
orb rigi rain,
recht borrfaid buirr,
barc ordain ain.

2.18 Rannaigecht bec bec

Tetrasyllabisch: 42 + 42

Find ua Buidi,
lind i mblede,
diultad dona,
ichtar eme.

Bij een rijmend cesuur heet dit senamain (voorbeeld hierboven). Een andere vorm van dit metrum is snaithe senamna, waarin het zelfstandig naamwoord in op de cesuur ergens anders in het volgende vers wordt herhaald.

Mad ablaig
ablach
Arann,
mad co Muirgel
Muirgel Manann.

2.19 Lethrannaigecht mor

Pentasyllabisch: 51 + 51

Dia limm fri cach snim,
triär uasal oin,
Athair ocus Macc
ocus Spirut noib.

Als een stanza uit acht versregels bestaat, in plaats van vier, is er sprake van lethrannaigecht mor chorranach. (Met chorrancah wordt meestal een uitbreiding van een kwatrijn naar zes of acht versregels bedoeld).

2.20 Rindaird bec

Pentasyllabisch: 52 + 52

A Gilla Coimgin
maic Gilla Chomgaill,
a Laignib labraim
on dairbrig dondguirm.

2.21 Blogbairdne

Pentasyllabisch: 53 + 53

A ri ordnidi
uasail adamri,
bid dom chomairli
cuairt cen balamli.

Een stanza van zes versregels van dit metrum heet rothnuall bairdne:

Amlaib airchingid
Atha airtheraig
Erenn iathaige,
dagri Duiblinde
dene duthaige
trene triathaige.

Naar boven

3. Metra. Groep B: Debide-metra

3.1 Debide scailte

Alle versregels bestaan uit zeven lettergrepen. Er is wel rijm tussen de verzen, doch geen rijm, noch halfrijm tussen de coupletten.

Debide scailte na scél,
ni hi-side nad áthgen,
is i-seo ind aiste blaith bráss
i ngnathaigther in sénchas.

Mo-chen, a chlaidib Chërbaill,
ba menic i mörenglaim,
ba menic ac cur chátha,
ac dichennad árdflatha.

In de latere Middel-Iers werd bij striktere regelgeving van dán díreach gevraagd om de beëindiging van de coupletten (aird-rinn) het eerste vers (rinn) precies met één lettergreep te laten overstijgen. De voorbeelden hierboven zijn resp.: 71 + 72 + 71 + 72 en 72 + 73 + 72 + 73.
In de minder strikte versificatie (óglachas) was het toegestaan om een trisyllabisch woord met een monosyllabe te laten rijmen.

3.2 Debide imrind

De coupletten rijmen, daardoor zijn alle vier versregels door rijm of halfrijm met elkaar verbonden. De eerste versen eindigen met een monosyllabe:

Op-sa becan gabsus gleith
i tir chaich cen iarfaigid:
nocho n-acca beolu eich
amail beolu ind liathainig.

3.3 Emain imrind

Een variatie op de debide imrind, waarin de eerste versregels in een disyllabel eindigen:

Is imda duine dáta
ocus cuire ciallbrata,
is imda samtach fáta
ic sluag dabchach Diarmata.

3.4 Debide garit

Deze ontstaat als in een debide-metrum de eerste versregel wordt vervangen door een vers van drie lettergrepen (vergelijk 2.3 rannaigecht garit).

3.5 Debide cenelach

Dit metrum wordt verkregen als de eerste vers van debide garit op een disyllabe eindigt.

Ni fétar
cia lasa faifea Étan,
acht rofetar, Etan bán
nochon faifea a hoenaran.

3.6 Debide ecoitchenn

Als beide coupletten met een vers van drie lettergrepen eindigen, krijgt de metrum de naam debide ecoitchenn.

3.7 Debide airend

Als bij debide ectoitchen, deze drie lettergrepen ook een woord vormen, spreekt men van debide airend:

Ri Ele cuin teit im-mách
slúaigedach,
ni tora am-muig is e slán
Rigbardan.

3.8 Debide guilbnech

In dit metrum zijn de versregels van ieder couplet via ritmische rijm gekoppeld.

Debide guilbnech dialtach

In t-en gaires assin tsail,
alaind gulbnen is glan gair,
rind bind buide fir duib druin,
cass cor cuirther guth ind luin.

Debide guilbnech recomarcach

Fiu mor do maith Mael-Fabaill,
inmuin ocri ard alaind,
etrocht bass fo beinn buabaill,
buide a folt dar a gualainn.

Debide guilbnech cummaisc (verkort)

Nom-geib férg,
fri cach n-indmas acht mo délg:
mo delg cia theis triam' dérnainn,
ferg fri suide ni dérnaim.

Er zijn binnen dit metrum nog andere inkortingen mogelijk, zie 3.9 en 3.10

3.9 Debide smitach

De eerste en de laatse versregels zijn trisyllabisch.

3.10 Debide baisse fri toin

De eerste vers is trisyllabisch, terwijl de laatst monosyllabisch is:

Truagan truag, (31)
nocho tabair do neuch luag (71)
do-beir a n-as cumang do (71)
bo. (11)

3.11 Debide imrind cenntromm

Iedere versregel bestaat uit acht lettergrepen. De eerste verzen eindigine in een disyllabel, de coupletten in tetrasyllabische woorden.

A maic Flannacain ui Chéllaig,
a ri in tire táicetbennaig,
a gabail srein brainig bennaig
os muing airig dicetphellaig.

De toevoeging cenntromm aan een naam van een metrum heeft betrekking op een uitbreiding van de eindrijm van drie naar vier lettergrepen.

Naar boven

4. Metra. Groep C1

Stanza's met rijmende coupletten, die heterosyllabische verzen en homosyllabische verseinden bezitten.

4.1 Dechnad fota

De opbouw van het couplet van dit metrum is 82 + 62.

Masat almai co ndath almai,
nidat almai choilbo,
ata fer bec bertas faebra
for muin cecha hoinbo.

4.2 Dechad fota fordalach

Dit metrum verkrijgt men indien aan dechad fota, een derde couplet wordt toegevoegd:

Darlimm nidat frossa snechta,
acht mad fir bic bechta,
atat ina ngrindi garta
uas na rindi rechta,
fer fo cach starga chiuaid chorcra,
is adbul ind elta.

4.3 Dechnad mor

Met de volgende coupletopbouw: 82 + 52

4.4 Snedbairdne

Syllabische opbouw: 82 + 42:

Ro-dal foraib Crist mac Muire,
mod ar-canai,
imrol tocaid ocus ordan
ocus anai.

4.5 Ollbairdne ruamainn

Is een variant op snedbairdne, waarbij de tetrasyllabisch en octosyllabisch vers zijn verwisseld: 42 + 82

4.6 Dechnad cummaisc

Eveneens een variant op snedbairdne, waarbij de onderlinge positie van het tetrasyllabische en octosyllabisch vers, per couplet worden afgewisseld:

A n-asbermais iarna corai,
cruth as deiniu,
ni fil fo grein
fairind find feil
basid feiliu.

4.7 Dechnad mrechtfelesach (= cor cummaisc elir rannaigecht moir ocus sruth di aill

De metrische structuur hiervan is: 81 + 41:

A Flaind, at tualaing gaiscid grind
co Maistin maill,
at glan, at gaeth, is garg do rind,
at laech, a Flaind!

4.8 Cummasc elir rannaigecht moir ocus letrhannaigecht

De metrische opbouw is 71 + 51

Fil and etach meicc ind Rig
ro-ches ar cech oin,
fil and ind fuil ferr cech fin
dolluid assa thoib.

4.9 Cro cummaisc elir rannaigecht moir ocus sruth di aill

Een hepta- en trisyllabische opbouw: 71 + 31:

Conchobar cath mergech mor
tentech tren,
diburgud d'arm rindech ruad
grindech ger.

4.10 Bairdne fodesin

Een penta- en hexasyllabische opbouw: 52 + 62:

Ce gabtha Goidil
gair fer nErenn uille,
consni cert clainde
sil Cuind co Tuaig tuinde.

Naar boven

5. Metra. Groep C2

Stanza's met rijmende coupletten, die homosyllabische verzen en heterosyllabische verseinden bevatten.

5.1 Dian midseng chenntromm

De metrische opbouw is 82 + 84:

Mael-Sechlaind mac Domnaill dathgil,
dorn i Tailtin túlgatanaig,
daig na daim crannchor, mo chara,
anfad mara múlbratanaig.

5.2 Ae freslige

Met heptasyllabische versregels 73 + 72:

A chell chaem, ro-chualamar
do chlar cen chrad, cen chredim:
ni hamlaid ro-fuaramar
mar ata a tasc fo Erinn.

5.3 Ae freslige bec

Een variant van ae freslige met een inkorting van het eerste vers naar drie lettergrepen.

I mBennchur
ata Mongan mac Fiachna,
is leis ata Conchobur
ar grafaid scailte sciathcha.

5.4 Ae freslige aicclech

Descert Laigen longphortach, (73)
limtha a n-airm rigni ruada, (82)
clanda finda Férgusa, (73)
fir dia ndernus-sa duana (72).

5.5 Cro cummaisc elir rannaigecht moir ocus casbairdni

Het metrum is 73 + 71:

A hui Scelin scuitemail,
a scol cille cinn ar chinn,
a folt gobann gatbemnig,
a chorann macclerig minn.

5.6 Forduan

Dit heptasyllabisch metrum is 72 + 73

Dairbre deligthe Dairbri,
ili aidbli óssoca,
eochrann oclaechda uillech
direch duillech dóssfota.

5.7 Dian airseng (= cummasc rannaigechta moire ocus casbairdne)

Metrum: 71 + 73:

Dairbre deligthe Dairbri,
ili aidbli óssoca,
eochrann oclaechda uillech
direch duillech dóssfota.

5.8 Rannaigecht chummaisc (= dechubaid fota)

Metrum: 71 + 72:

Ba ed ascnam isin flaith
mad dia ndernta a chómol,
in Ri beres breith for cach,
a serc ocus a ómon.

Van hetzelfde metrum bestaat ook een verkortte versie, waarvan de eerste versregel tot drie lettergrepen is verkort: 31 + 72 + 71 + 72

5.9 Sembairdne

Een pentasyllabisch metrum: 53 + 52

5.10 Da trian rannaigechta moire

Dit is een stanza van zes tetrasyllabische verzen: 42 + 42 + 41

5.11 Snam suad

Een stanza van acht trisyllabische versregels: 31 + 31 + 31 + 33:

In t-en bec
ro-lec fet
do rind guib
glánbuidi,
fo-cerd faird
os Loch Laig
lon do chraib
cárrbuidi.

Naar boven

6. Metra. Groep C3

Stanza's met rijmende coupletten, die heterosyllabische verzen en heterosyllabische verseinden bevatten.

6.1 Dian midseng (= seudna mhor)

Metrum: 82 + 73:

D'fir chocaid chomaillter sithchain,
senfocal nach saraighther,
ni faghann sith acht fer faghla
fedh Banbha na mbanfoithredh.

Thurneysen beschouwde dit metrum als de oorsprong van de meeste Ierse metra.
Opvallend hier is de binnenrijm (aiccill), die in alle setrad- of seudna-metra overwegend aanwezig is. Er is eveneens vaak alliteratie tussen het woord voor de cesuur en het eerste woord van de volgende vers.

6.2 Setrad mor (= fota, = seudna)

Metrum: 82 + 71:

Son a gotha Coluim Chille,
mor a binne os cach cleir:
co cenn coic cet deäc cemmenn,
aidble remmenn, ed ba reil.

6.3 Setrad ngablanach

Metrum is deca- en nona-syllabisch: 102 + 91:

A gilla leochaille Lecaig Mo-laise,
a leca cuirre garbglaise grian,
a seche corcra, a chac ar maslaid,
a rethe folta fasaig ar fiad.

6.4 Ollbreccad dene cenntruimme

Metrum is octa- en deca-syllabisch: 82 + 104

6.5 Seudna mheadhonach

Metrum: 83 + 72:

Ferr silled na salm nemdaide
doníthi ar lepthaib linne;
mairg dogeib in nglór n-étarbaig,
óid ar brécsalmaib binne.

6.6 Ollbairdne

Metrum: 42 + 83

Dligid iasacht (42)
a indlacud re atarba, (83)
ni he as innraic (52)
inte nach indlaic a acarda. (93)

Het kan ook voorkomen dat de eerste versregel van twee coupletten tussen 41 en 42 kan variëeren:

A Ri na rig,
is tu mo din, mo dindbile,
amlat uile,
a Maic Muire ingine.

6.7 Setrad mbaccach

Metrum: 82 + 51

Goll Mena do muintir Gracain,
Gall ac cnuasach cno,
ballan i mbi bainne lomma
dalla Dromma Bo.

6.8 Setrad ngarit

Metrum: 82 + 31

Tancamar fri himluad n-athisc
duit, a ,
o Meidb is o Ailill amra,
calma a crií.

6.9 Dechnaid aicclech cummaisc

Metrum: 41 + 821

A oclaig oic,
nocho n-urusa do tháthair,
is mor do nert,
is acut ata cert Cáthair.

Naar boven

6.10 Dian airseng impoid

Metrum: 43 + 81

A Erennaig,
do drochrannaib is lomnan dorn,
a Albanaig,
a Lochlannaig, a goblan gorm!.

6.11 Cro cummaisc etir casbairdne ocus lethrannaigecht

Metrum: 73 + 51

Cerball Currig chaem-Life,
clod catha for Cond,
la aicsin a aebdreche
ar-bath Cnogba corr.

6.12 Ae freslige ar dechnaid

Metrum: 63 + 52

Miscais na ngataige
gebas tech Temra,
sraigles na slataige,
seige foltfind Ferna.

6.13 Immardbairdne

Metrum: 63 + 41

O Lumnech longadbal,
lethan a lar,
co Drobais drongarmglan
ris'tiben sal.

6.14 Cro cummaise etir rindaird ocus lethrannaigecht

Metrum: 62 + 51

Do-luid anair Cessair,
ingen Betha in ben,
cona coicait ingen,
cona triür fer.

6.15 Anair trebaid (= imba forosna)

Metrum: 61 + 52 of 31 + 31 + 31 + 22

Fegaid naib
sair fo-thuaid
in muit muaid
milach,
adba ron rebach ran
ro-gab lan
linad.

6.16 Mimasc

Metrum: 43 + 61

In acabair
Aed Connachta 'sind áth?
atcondcamar
cid a sciath ar scáth.

6.17 Loid trebraid

Metrum: 53 + 42, met acht verzen in een stanza.

Naar boven

7. Metra. Groep D

Stanza's met diverse structuren. In dit overzicht is het aantal beperkt tot een aantal complexe metra. Meyer geeft aan dat Thurneysen hieraan meer aandacht heeft besteed.

7.1 Loid luascach

Dit metrum is een uitbreiding van debide scailte (3.1), door middel van een extra vijfde versregel die rijmt met de tweede.

Is lan ler, is lomnan muir,
is alaind ind étharbruig,
ro-la curu in gaeth gánmech
imm Inder na da ánmech,
is luath lui fri léthanmuir.

7.2 Eochraid cuicsrethaid

Een bepaalde groep metra die eochraid wordt genoemd, bevat een aantal versregels met een vergelijkbare structuur, die op regelmatige intervallen door een vers met een korte structuur wordt onderbroken. Als het voorgaande met trisyllaben eindigt, bevatten ze in de regel geen rijm. De rijm is dan beperkt tot de ingevoegde korte versregels.
Het metrum voor twee eochraid cuicsrethaid-stanza, is dan: 4×63 + 41 || 4×63 + 41

Coimdiu caid cumachtach,
Crist cain, ar clothbile,
comarba noibnime,
nertaid fial firinne
fri ferba fath,
mac Maire ingine,
Isu ard airechda,
ar n-ardflaith oirdnide,
ri betha ic breithemnas
ar brig do brath.

7.3 Recne dechubaid

Algemeen metrum: 3×63 + 41 || 3×63 + 41

Andere beschreven mogelijkheden zijn:

7.4 Ochtfoclach mor

Als iets langere versregels op een disyllabel of monosyllabel eindigen, vindt er ook rijm binnen de stanza's zelf plaats.

Algemeen metrum voor ochtfoclach mor: 3×62 + 51 || 3×62 + 51:

'Can as tic mac legind?
'Ticim ó Chluain chelbind;
iar legad mo legind
tegim sis co Sord.'
'Indis scela Cluana!'
'Indisfet 'na cuala:
sinnaig imm a huaga
ethait bruana bolg.'

Andere beschreven mogelijkheden zijn:

7.5 Lethmimasc

Dit metrum, met debide-rijm, is zeer kunstmatig en als volgt opgebouwd: 32 + 72 || 71 + 31 || 73 + 71

Nirb íngnad (32)
i tig Chunnmail chailfinnach (73?)
salann for aran cen imm.(71)
Is ménann (32?)
ro-secc feoil a muintire (73)
amail seccas rusc immm chrann. (71)

(?)=auteur ziet hier een discrepantie in de tekst van Kuno Meyer.

7.6 Droignech

Is de naaam van een metrum dat uit stanza´s van vier verzen bestaat met een trisyllabisch einde. Elk vers kan uit negen tot dertien lettergrepen bestaan. De tweede en vierde versregels rijmen. De afsluitende woorden van het eerste en het derde vers moeten rijmen met een woord in de volgende verzen en halfrijm vormen met de eindrijmen.

Degsamhail Ghuaire, fiorthobar in fioroinigh,
ciochoighir in chriochloigh as buaine fa bhuanfolaibh,
ua na gcaithbheodhach as cora do Ghaoidhealaibh,
flaithleoghan don taoirfeadhain as crodha da gcualabhair.

8. Annotaties en bronnen

8.1 Geraadpleegde bronnen

Literatuur

9. Aanvullende informatie

Www