[Home][Auteur: Ben Dijkhuis][Laatste update: 22-08-2020][Hoofdstuk: Vorm, technieken en idioom][Gebruiksvoorwaarden]
Het bardisch vers, de muziek der taal:
Appendix C. Iers-Gaelische syllabische versmetra
1. Extra toelichting
1.1 Bron en notatiewijze
De Iers-Gaelische syllabische metrische vormen in appendix C, zijn gebaseerd de 19e eeuwse studie van Zwitserse filoloog en celticist Eduard Rudolf Thurneysen (1857–1940). [Rudolf Thurneysen (red.), Mittelirische Verslehren, Whitley Stokes en E. Windisch (red), Irische Texte serie 3 pt. 1, 1891; Leipzig 1891; 1-182](Meyer, 1909). Een probleem bij het citeren van bovenstaande werken, is de Ierse spelling. Talloze malen komt men allerlei andere bronnen tegenstrijdige schrijfwijzen tegen. Desondank handhaaf ik in de spelling zoals Kuno Meyer ze heeft aangewend. De klinker met een horizontale streep erboven, is typologisch nog niet haalbaar in HTML, vandaar dat deze is weggelaten.
De diverse metra worden als volgt van elkaar onderscheiden: het aantal lettergrepen per versregel (ceathramhain), alsmede de vorm en positie van de rijm. Het couplet van een specifiek metrum wordt als volgt weergegeven: Nn + Mm. De waarden voor N en M is het aantal lettergrepen in resp. de eerste en tweede versregel. Waarden voor n of m zijn het aantal lettergrepen aan het einde (dat wil zeggen, het laatste woord) van de versregel: 1 (monosyllabisch verseinde), 2 (disyllabisch verseinde), 3 (trisyllabisch), 4 (tetrasyllabisch). Bijvoorbeeld 52 + 63, van een couplet (strofe van twee verzen) bestaat de eerste versregel uit vijf lettergrepen en eindigt op een woord van twee lettergrepen (disyllabel), de tweede versregel bestaat uit zes lettergrepen en eindigt op een trisyllabisch woord. Eindrijm (soms binnenrijm) wordt in de tekst cursief weergegeven.
1.2 Terminologie
Een lettergreep of syllabe (sillab) of een aantal lettergrepen als metrische eenheid, heet deach ('versvoet'). Versvoeten van ëën tot acht lettergrepen zijn:
- Eén lettergreep dialt (meervoud: dialta) → dialtach = monosyllabisch
- Twee lettergrepen: recomarc → recomarcach = disyllabisch
- Drie lettergrepen: iarcomarc → iarcomarcach = trisyllabisch
- Vier lettergrepen: feles (meervoud: felesa)
- Vijf lettergrepen: cloenre
- Zes lettergrepen: luibenchossach
- Zeven lettergrepen: claidemnus
- Acht lettergrepen: bricht (meervoud: brechta)
De rijmende versregel heet rinn (meervoud rinn, Middel-Iers: renna). De rijm zelf cuibdius. Lan-chuibdius is rijm aan het einde van de coupletten, sal-chuibdius aan het einde van de eerste en derde vers van het kwatrijn.
1.3 Halfrijm
In monosyllabische halfrijm bestaat uit accentdragende klinkers en de daaropvolgende medeklinker, wel of niet palataal is. De medeklinkers dienen ook tot dezelfde klasse ter horen.
Tri maic Nera ar lin lérg, tri maic Uislend, cobra ngárg, senleach Arad nad bo bórb, a Cruachnaib Con-alad árd. |
In polysyllabische halfrijm begint de eerste niet-geaccentueerde lettergreep van het woord. De medeklinkers moeten tot dezelfde klasse behorne, en zowel palataal als niet-palataal.
Voorbeeld 1 Fland tendalach Témracht, tendri Fotla férainn, otha anall do-ménaimm, is si a chland do-gégainn
Voorbeeld 2 In spirut noib d'áttraib ar cuirp is ar n-ánma, diar snadud co sólma ar gabud, ar gálra. |
Hierin heeft -aimm van domenaimm heeft halfrijm met -ainn van ferainn en dogegainn, en de -lma van solma met -nma van anma en -ldra van galra. |
Een kwatrijn waarin alle versregels halfrijm hebben, is zogenaamd chethar-chubaid. Als er geen halfrijm is tussen twee versregel is het metrum scailte ('los').
Naar boven
1.4 Debide-rijm
Dit type rijm treedt louter op in de zogenaamde debide-(elders: deibhidhe-) metra. Hierin rijmen de twee verzen in het couplet. Terwijl de eerste versregel monosyllabisch eindigt, moet de tweede regel disyllabisch (met een woord van twee lettergrepen) eindigen. Voor het geval als de eerste regel disyllabisch eindigt, dient de tweede regel trisyllabisch (met een woord van drie lettergrepen) te eindigen. Zoals eerder gezegd is de rijm van de eerste en tweede regel gesyncopeerd . In het debide-metra bestaat een grotere vrijheid van rijm, dat soms dichtbij acconsonantie (medeklinkerrijm) staat. Bijvoorbeeld: guth rijmt met tinfiud, glan met airmtie(a)n, cachta met comblechta.
1.5 Binnenrijm (aiccill)
Hierin zijn twee typen te onderscheiden.
- Rijm van een woord op de cesuur (aan het einde van de eerste versregel) met een woord ergens in de tweede regel van het couplet
Voorbeelden:
acht ro-fetar racha d'ec
mor in bet! ni fetar cuin
cain popul co ligdath,
in rigrad im-rordus.
Dit type komt overwegend voor in de tweede helft van alle niet-debide-metra. Er mag geen halfijm tussen het woord op de cesuur en de einrijm aanwezig zijn. De technische naam van dit soor rijm is aiccill ('anticipatie') en de stanza die het bezit heet aicclech.
- Een rijm tussen een woord in de eerste versregel met een woord in twee versregel van het couplet. Dit type is komt niet overwegend voor, doch in latere perioden, doet het in bijna elk metrum zijn entree.
Voorbeeld:
Ri cach thuir thuathaig dein derg
ro-fuathaig fein firmimeint,
feib ba derb laiss os cach maig
ros-delb don maiss ecruthaig.
Een stapeling van binnenrijm heet breccad.
Voorbeeld:
Ua bricc Bregain ond licc lebair
ticc i Temair toraib.
1.6 Alliteratie
Voor de syllabische poëzie zijn voor wat betreft het aanwenden van alliteratie (uaimmm), drie perioden te onderscheiden. In de oudste syllabische Ierse poëzie komt alliteratie sporadisch en zonder enige vastgestelde regelgeving, voor. In latere perioden verscheen het overwegend in de derde en laatste versregel van het kwatrijn. In de periode die daarop volgde, de 12e eeuw en daarna, komen we alliteraties in ieder vers van een gedicht tegen. Alliteratie in de eindwoorden van de versregels heet fir-uaimm en als het op andere plaatsen voorkomt uaimm gnuise. Aan het einde van het gedicht uaimm di rind. Als het laatste woord van een stanza allitereert met het eerste of eerst accentdragende woord van de volgende stanza (veel toegepast, bij lange gedichten als een vorm van geheugensteun), heet in Middel-Iers fidrad freccomail en later Iers conachlann.l
1.7 Afsluiting van een gedicht
Het afsluitende woord (iarcomarc) van ieder gedicht moet het eerste woord (of het eerste accentdragende woord) of een deel ervan herhalen (focul luisech). De herhaling van een heel woord heet saigid, dat van een half woord ascnam en alleen van het begin van een woord com-indsma.
1.8 Cesuur
Een cesuur is een natuurlijk rustpunt bij het lezen van een versvoet of het einde van een versregel. Binnen de context van dit onderwerp wordt er ook nog een andere definitie aan toegevoegd, dat feitelijk parallel loopt aan de Engelse definitie van couplet (leathrann, tweeregelige strofe, stanza). De cesuur is dan het rustpunt tussen de twee verzen in het couplet. Indien er sprake is van een kwatrijn (= twee coupletten, rann), zoals dat bij de meeste Ierse metra het geval is, dan bevindt de cesuren zich na de eerste en derde versregel (Meyer, 1909, p.6). Schematische voorstelling van een couplet:
vers 1 (cesuur) vers 2
vers 3 (cesuur) vers 4
Naar boven
2. Metra. Groep A
Dit zijn stanza's met rijmende coupletten, waarin zowel het vers en het vers-einde homosyllabisch is (hetzelfde aantal lettergrepen hebben). De meest voorkomende vormen heten rannaigecht (elders: rannaigheacht, rannaíocht), waarin het vers-einde zowel mono- als disyllabisch kan zijn en cas-bairdne (casbhairde), waarin het vers-einde trisyllabisch is;
2.1 Rannaigecht dialtach (mor)
Bestaat uit heptasyllabische verzen met monosyllabische vers-einden (71 + 71):
Cetain luid Indas tar ord i lorg demna, digal garg, cetain ro-gab saint imm saich, cetain ro-braith lsu n-ard. |
2.2 Rannaigecht recomarcach (bec)
(Elders: rannaíocht bheag) Bestaat uit heptasyllabische verzen met disyllabische vers-einden (72 + 72):
A Emain idnach oibinn asa fidrad ad-fedim, is mor ndine dit'gualainn ro-gab rige for Erinn. |
2.3 Rannaigecht garit
Dit zijn variaties op 2.1 en 2.2.
Rainnaigecht garit dialtach
31 + 71 + 71 + 71:
A Ri ind! cid dub mo thech no cid find, nocho n-iadfaider fri nech, nar' iada Crist a thech frimm |
Rainnaigecht chetharchubaid garit recomarcach
32 + 72 + 72 + 72:
Corp slemon ocus toib fota remor biaid in cholainn oc lobud is in t-anim oc demon. |
Minder gewoonlijk is een inkorting van de eerste versregel tot twee syllaben: dus b.v. 22 + 72 + 72 + 72
2.4 Treochair
Als de eerste couplet door een versregel van drie lettergrepen is vervangen:
Cen ainius (32) in chaingen dorigenus (74!) nech ro-charus ro-craidius (72) |
2.5 Rindaird (= leth-dechnach)
Hexasyllabisch: 62 + 62:
Mani tuicce samlid ord fil for ar loidib, not-dlomaim fiad dalaib, it dallcheilliu doinib. |
Naar boven
2.6 Brecc-bairdne
Kan als een variatie op rindaird worden beschouwd, doch met vijf lettergrepen in de 1e versregel (52 + 62):
Adram in Coimdid cusna aicdib amraib nem gelmar co n-ainglib, ler tondban for talmain. |
2.7 Slat brecht mor
Hexasyllabisch vers eindigt met trisyllabisch woord: 63 + 63
Less Ruadrach rebanach, se sluagach sribanach, less n-enach n-ailenach, less ferach fidanach. |
2.8 Cas-bairdne
Heptasyllabisch eindigend met trisyllabisch woord: 73 + 73
Cormac Femin, Fogertach, Colman, Cellach cruaid-ugra co milib do-rochratar i cath Belaig muaid-Mugna. |
2.9 Snam sebaic (ar chasbairdne)
Dit is een variatie op de cas-bairdne, waarin de derde versregel op een monosyllabe eindigt 73 + 73 + 71 + 73:
Cenn Escrach na n-aballgort, adba dona iathbechaib, muine luchar for a lar, ita stab doe stiallchlethaib. |
2.10 Carn-rannaigecht mor
Octosyllabisch: 81 + 81
A Mathgamain ui Chennglain choim, a fir ind airm athramail ain, is tusu ar tigernae-ni tnuith immon Siuir simenbuidi slain. |
2.11 Rannaigecht bec mor (= carn-dechnaid)
Octosyllabisch: 82 + 82
A maic rig na Cairce a Cualainn, fin duit is mid mailte moidim: is frit, a milid, a malainn, dalaim do-ririb ic Roirinn. |
2.12 Druimne suithe na bairdne
Octosyllabisch: 83 + 83
Tech Duind damaig, dun Congaile, carrac ruadfaebrach rathaigthe, raith rig fri lan lir fethaigthe, fail nir, nett grife gradaigthe. |
2.13 Oll-chasbairdne
Octosyllabisch: 84 + 84
Ri Achaid Uir irbairdraignig crathaid in luin lethanmerlig: ocon maigin muiredruimnig Laigin ina lebargemlib. |
2.14 Ai idan
Nonasyllabisch: 92 + 92
A maic hui Chuind, cella do chabair, a glec imm thuind, a thenga tamain a maic hui Chuind, a chrithre imm chella, a rigthe gerra glassa gadair. |
2.15 Suirge mall (anair rindaird)
Trisyllabisch: 31 + 31
Scel lemm duib: dordaid dam, snigid gaim, ro-faith sam. |
2.16 Anair (anair tintudach)
Trisyllabisch: 32 + 32
Scian scothas, rind rethes, liag lothas, tind teches. |
2.17 Trian rannaigechta moire
Tetrasyllabisch: 41 + 41
Aed Ailig uill, orb rigi rain, recht borrfaid buirr, barc ordain ain. |
2.18 Rannaigecht bec bec
Tetrasyllabisch: 42 + 42
Find ua Buidi, lind i mblede, diultad dona, ichtar eme. |
Bij een rijmend cesuur heet dit senamain (voorbeeld hierboven). Een andere vorm van dit metrum is snaithe senamna, waarin het zelfstandig naamwoord in op de cesuur ergens anders in het volgende vers wordt herhaald.
Mad ablaig ablach Arann, mad co Muirgel Muirgel Manann. |
2.19 Lethrannaigecht mor
Pentasyllabisch: 51 + 51
Dia limm fri cach snim, triär uasal oin, Athair ocus Macc ocus Spirut noib. |
Als een stanza uit acht versregels bestaat, in plaats van vier, is er sprake van lethrannaigecht mor chorranach. (Met chorrancah wordt meestal een uitbreiding van een kwatrijn naar zes of acht versregels bedoeld).
2.20 Rindaird bec
Pentasyllabisch: 52 + 52
A Gilla Coimgin maic Gilla Chomgaill, a Laignib labraim on dairbrig dondguirm. |
2.21 Blogbairdne
Pentasyllabisch: 53 + 53
A ri ordnidi uasail adamri, bid dom chomairli cuairt cen balamli. |
Een stanza van zes versregels van dit metrum heet rothnuall bairdne:
Amlaib airchingid Atha airtheraig Erenn iathaige, dagri Duiblinde dene duthaige trene triathaige. |
Naar boven
3. Metra. Groep B: Debide-metra
3.1 Debide scailte
Alle versregels bestaan uit zeven lettergrepen. Er is wel rijm tussen de verzen, doch geen rijm, noch halfrijm tussen de coupletten.
Debide scailte na scél, ni hi-side nad áthgen, is i-seo ind aiste blaith bráss i ngnathaigther in sénchas. |
Mo-chen, a chlaidib Chërbaill, ba menic i mörenglaim, ba menic ac cur chátha, ac dichennad árdflatha. |
In de latere Middel-Iers werd bij striktere regelgeving van dán díreach gevraagd om de beëindiging van de coupletten (aird-rinn) het eerste vers (rinn) precies met één lettergreep te laten overstijgen. De voorbeelden hierboven zijn resp.: 71 + 72 + 71 + 72 en 72 + 73 + 72 + 73.
In de minder strikte versificatie (óglachas) was het toegestaan om een trisyllabisch woord met een monosyllabe te laten rijmen.
3.2 Debide imrind
De coupletten rijmen, daardoor zijn alle vier versregels door rijm of halfrijm met elkaar verbonden. De eerste versen eindigen met een monosyllabe:
Op-sa becan gabsus gleith i tir chaich cen iarfaigid: nocho n-acca beolu eich amail beolu ind liathainig. |
3.3 Emain imrind
Een variatie op de debide imrind, waarin de eerste versregels in een disyllabel eindigen:
Is imda duine dáta ocus cuire ciallbrata, is imda samtach fáta ic sluag dabchach Diarmata. |
3.4 Debide garit
Deze ontstaat als in een debide-metrum de eerste versregel wordt vervangen door een vers van drie lettergrepen (vergelijk 2.3 rannaigecht garit).
3.5 Debide cenelach
Dit metrum wordt verkregen als de eerste vers van debide garit op een disyllabe eindigt.
Ni fétar cia lasa faifea Étan, acht rofetar, Etan bán nochon faifea a hoenaran. |
3.6 Debide ecoitchenn
Als beide coupletten met een vers van drie lettergrepen eindigen, krijgt de metrum de naam debide ecoitchenn.
3.7 Debide airend
Als bij debide ectoitchen, deze drie lettergrepen ook een woord vormen, spreekt men van debide airend:
Ri Ele cuin teit im-mách slúaigedach, ni tora am-muig is e slán Rigbardan. |
3.8 Debide guilbnech
In dit metrum zijn de versregels van ieder couplet via ritmische rijm gekoppeld.
Debide guilbnech dialtach
In t-en gaires assin tsail, alaind gulbnen is glan gair, rind bind buide fir duib druin, cass cor cuirther guth ind luin. |
Debide guilbnech recomarcach
Fiu mor do maith Mael-Fabaill, inmuin ocri ard alaind, etrocht bass fo beinn buabaill, buide a folt dar a gualainn. |
Debide guilbnech cummaisc (verkort)
Nom-geib férg, fri cach n-indmas acht mo délg: mo delg cia theis triam' dérnainn, ferg fri suide ni dérnaim. |
Er zijn binnen dit metrum nog andere inkortingen mogelijk, zie 3.9 en 3.10
3.9 Debide smitach
De eerste en de laatse versregels zijn trisyllabisch.
3.10 Debide baisse fri toin
De eerste vers is trisyllabisch, terwijl de laatst monosyllabisch is:
Truagan truag, (31) nocho tabair do neuch luag (71) do-beir a n-as cumang do (71) bo. (11) |
3.11 Debide imrind cenntromm
Iedere versregel bestaat uit acht lettergrepen. De eerste verzen eindigine in een disyllabel, de coupletten in tetrasyllabische woorden.
A maic Flannacain ui Chéllaig, a ri in tire táicetbennaig, a gabail srein brainig bennaig os muing airig dicetphellaig. |
De toevoeging cenntromm aan een naam van een metrum heeft betrekking op een uitbreiding van de eindrijm van drie naar vier lettergrepen.
Naar boven
4. Metra. Groep C1
Stanza's met rijmende coupletten, die heterosyllabische verzen en homosyllabische verseinden bezitten.
4.1 Dechnad fota
De opbouw van het couplet van dit metrum is 82 + 62.
Masat almai co ndath almai, nidat almai choilbo, ata fer bec bertas faebra for muin cecha hoinbo. |
4.2 Dechad fota fordalach
Dit metrum verkrijgt men indien aan dechad fota, een derde couplet wordt toegevoegd:
Darlimm nidat frossa snechta, acht mad fir bic bechta, atat ina ngrindi garta uas na rindi rechta, fer fo cach starga chiuaid chorcra, is adbul ind elta. |
4.3 Dechnad mor
Met de volgende coupletopbouw: 82 + 52
4.4 Snedbairdne
Syllabische opbouw: 82 + 42:
Ro-dal foraib Crist mac Muire, mod ar-canai, imrol tocaid ocus ordan ocus anai. |
4.5 Ollbairdne ruamainn
Is een variant op snedbairdne, waarbij de tetrasyllabisch en octosyllabisch vers zijn verwisseld: 42 + 82
4.6 Dechnad cummaisc
Eveneens een variant op snedbairdne, waarbij de onderlinge positie van het tetrasyllabische en octosyllabisch vers, per couplet worden afgewisseld:
A n-asbermais iarna corai, cruth as deiniu, ni fil fo grein fairind find feil basid feiliu. |
4.7 Dechnad mrechtfelesach (= cor cummaisc elir rannaigecht moir ocus sruth di aill
De metrische structuur hiervan is: 81 + 41:
A Flaind, at tualaing gaiscid grind co Maistin maill, at glan, at gaeth, is garg do rind, at laech, a Flaind! |
4.8 Cummasc elir rannaigecht moir ocus letrhannaigecht
De metrische opbouw is 71 + 51
Fil and etach meicc ind Rig ro-ches ar cech oin, fil and ind fuil ferr cech fin dolluid assa thoib. |
4.9 Cro cummaisc elir rannaigecht moir ocus sruth di aill
Een hepta- en trisyllabische opbouw: 71 + 31:
Conchobar cath mergech mor tentech tren, diburgud d'arm rindech ruad grindech ger. |
4.10 Bairdne fodesin
Een penta- en hexasyllabische opbouw: 52 + 62:
Ce gabtha Goidil gair fer nErenn uille, consni cert clainde sil Cuind co Tuaig tuinde. |
Naar boven
5. Metra. Groep C2
Stanza's met rijmende coupletten, die homosyllabische verzen en heterosyllabische verseinden bevatten.
5.1 Dian midseng chenntromm
De metrische opbouw is 82 + 84:
Mael-Sechlaind mac Domnaill dathgil, dorn i Tailtin túlgatanaig, daig na daim crannchor, mo chara, anfad mara múlbratanaig. |
5.2 Ae freslige
Met heptasyllabische versregels 73 + 72:
A chell chaem, ro-chualamar do chlar cen chrad, cen chredim: ni hamlaid ro-fuaramar mar ata a tasc fo Erinn. |
5.3 Ae freslige bec
Een variant van ae freslige met een inkorting van het eerste vers naar drie lettergrepen.
I mBennchur ata Mongan mac Fiachna, is leis ata Conchobur ar grafaid scailte sciathcha. |
5.4 Ae freslige aicclech
Descert Laigen longphortach, (73) limtha a n-airm rigni ruada, (82) clanda finda Férgusa, (73) fir dia ndernus-sa duana (72). |
5.5 Cro cummaisc elir rannaigecht moir ocus casbairdni
Het metrum is 73 + 71:
A hui Scelin scuitemail, a scol cille cinn ar chinn, a folt gobann gatbemnig, a chorann macclerig minn. |
5.6 Forduan
Dit heptasyllabisch metrum is 72 + 73
Dairbre deligthe Dairbri, ili aidbli óssoca, eochrann oclaechda uillech direch duillech dóssfota. |
5.7 Dian airseng (= cummasc rannaigechta moire ocus casbairdne)
Metrum: 71 + 73:
Dairbre deligthe Dairbri, ili aidbli óssoca, eochrann oclaechda uillech direch duillech dóssfota. |
5.8 Rannaigecht chummaisc (= dechubaid fota)
Metrum: 71 + 72:
Ba ed ascnam isin flaith mad dia ndernta a chómol, in Ri beres breith for cach, a serc ocus a ómon. |
Van hetzelfde metrum bestaat ook een verkortte versie, waarvan de eerste versregel tot drie lettergrepen is verkort: 31 + 72 + 71 + 72
5.9 Sembairdne
Een pentasyllabisch metrum: 53 + 52
5.10 Da trian rannaigechta moire
Dit is een stanza van zes tetrasyllabische verzen: 42 + 42 + 41
5.11 Snam suad
Een stanza van acht trisyllabische versregels: 31 + 31 + 31 + 33:
In t-en bec ro-lec fet do rind guib glánbuidi, fo-cerd faird os Loch Laig lon do chraib cárrbuidi. |
Naar boven
6. Metra. Groep C3
Stanza's met rijmende coupletten, die heterosyllabische verzen en heterosyllabische verseinden bevatten.
6.1 Dian midseng (= seudna mhor)
Metrum: 82 + 73:
D'fir chocaid chomaillter sithchain, senfocal nach saraighther, ni faghann sith acht fer faghla fedh Banbha na mbanfoithredh. |
Thurneysen beschouwde dit metrum als de oorsprong van de meeste Ierse metra.
Opvallend hier is de binnenrijm (aiccill), die in alle setrad- of seudna-metra overwegend aanwezig is. Er is eveneens vaak alliteratie tussen het woord voor de cesuur en het eerste woord van de volgende vers.
6.2 Setrad mor (= fota, = seudna)
Metrum: 82 + 71:
Son a gotha Coluim Chille, mor a binne os cach cleir: co cenn coic cet deäc cemmenn, aidble remmenn, ed ba reil. |
6.3 Setrad ngablanach
Metrum is deca- en nona-syllabisch: 102 + 91:
A gilla leochaille Lecaig Mo-laise, a leca cuirre garbglaise grian, a seche corcra, a chac ar maslaid, a rethe folta fasaig ar fiad. |
6.4 Ollbreccad dene cenntruimme
Metrum is octa- en deca-syllabisch: 82 + 104
6.5 Seudna mheadhonach
Metrum: 83 + 72:
Ferr silled na salm nemdaide doníthi ar lepthaib linne; mairg dogeib in nglór n-étarbaig, óid ar brécsalmaib binne. |
6.6 Ollbairdne
Metrum: 42 + 83
Dligid iasacht (42) a indlacud re atarba, (83) ni he as innraic (52) inte nach indlaic a acarda. (93) |
Het kan ook voorkomen dat de eerste versregel van twee coupletten tussen 41 en 42 kan variëeren:
A Ri na rig, is tu mo din, mo dindbile, amlat uile, a Maic Muire ingine. |
6.7 Setrad mbaccach
Metrum: 82 + 51
Goll Mena do muintir Gracain, Gall ac cnuasach cno, ballan i mbi bainne lomma dalla Dromma Bo. |
6.8 Setrad ngarit
Metrum: 82 + 31
Tancamar fri himluad n-athisc duit, a rí, o Meidb is o Ailill amra, calma a crií. |
6.9 Dechnaid aicclech cummaisc
Metrum: 41 + 821
A oclaig oic, nocho n-urusa do tháthair, is mor do nert, is acut ata cert Cáthair. |
Naar boven
6.10 Dian airseng impoid
Metrum: 43 + 81
A Erennaig, do drochrannaib is lomnan dorn, a Albanaig, a Lochlannaig, a goblan gorm!. |
6.11 Cro cummaisc etir casbairdne ocus lethrannaigecht
Metrum: 73 + 51
Cerball Currig chaem-Life, clod catha for Cond, la aicsin a aebdreche ar-bath Cnogba corr. |
6.12 Ae freslige ar dechnaid
Metrum: 63 + 52
Miscais na ngataige gebas tech Temra, sraigles na slataige, seige foltfind Ferna. |
6.13 Immardbairdne
Metrum: 63 + 41
O Lumnech longadbal, lethan a lar, co Drobais drongarmglan ris'tiben sal. |
6.14 Cro cummaise etir rindaird ocus lethrannaigecht
Metrum: 62 + 51
Do-luid anair Cessair, ingen Betha in ben, cona coicait ingen, cona triür fer. |
6.15 Anair trebaid (= imba forosna)
Metrum: 61 + 52 of 31 + 31 + 31 + 22
Fegaid naib sair fo-thuaid in muit muaid milach, adba ron rebach ran ro-gab lan linad. |
6.16 Mimasc
Metrum: 43 + 61
In acabair Aed Connachta 'sind áth? atcondcamar cid a sciath ar scáth. |
6.17 Loid trebraid
Metrum: 53 + 42, met acht verzen in een stanza.
Naar boven
7. Metra. Groep D
Stanza's met diverse structuren. In dit overzicht is het aantal beperkt tot een aantal complexe metra. Meyer geeft aan dat Thurneysen hieraan meer aandacht heeft besteed.
7.1 Loid luascach
Dit metrum is een uitbreiding van debide scailte (3.1), door middel van een extra vijfde versregel die rijmt met de tweede.
Is lan ler, is lomnan muir, is alaind ind étharbruig, ro-la curu in gaeth gánmech imm Inder na da ánmech, is luath lui fri léthanmuir. |
7.2 Eochraid cuicsrethaid
Een bepaalde groep metra die eochraid wordt genoemd, bevat een aantal versregels met een vergelijkbare structuur, die op regelmatige intervallen door een vers met een korte structuur wordt onderbroken. Als het voorgaande met trisyllaben eindigt, bevatten ze in de regel geen rijm. De rijm is dan beperkt tot de ingevoegde korte versregels.
Het metrum voor twee eochraid cuicsrethaid-stanza, is dan: 4×63 + 41 || 4×63 + 41
Coimdiu caid cumachtach, Crist cain, ar clothbile, comarba noibnime, nertaid fial firinne fri ferba fath, mac Maire ingine, Isu ard airechda, ar n-ardflaith oirdnide, ri betha ic breithemnas ar brig do brath. |
7.3 Recne dechubaid
Algemeen metrum: 3×63 + 41 || 3×63 + 41
Andere beschreven mogelijkheden zijn:
- 3×62 + 51 || 3×62 + 51
- 3×73 + 51 || 3×73 + 51
- 2×73 + 51 || 2×73 + 51
7.4 Ochtfoclach mor
Als iets langere versregels op een disyllabel of monosyllabel eindigen, vindt er ook rijm binnen de stanza's zelf plaats.
Algemeen metrum voor ochtfoclach mor: 3×62 + 51 || 3×62 + 51:
'Can as tic mac legind? 'Ticim ó Chluain chelbind; iar legad mo legind tegim sis co Sord.' 'Indis scela Cluana!' 'Indisfet 'na cuala: sinnaig imm a huaga ethait bruana bolg.' |
Andere beschreven mogelijkheden zijn:
- 2×62 + 51 || 2×62 + 51
- 2×42 + 31 || 2×42 + 31
7.5 Lethmimasc
Dit metrum, met debide-rijm, is zeer kunstmatig en als volgt opgebouwd: 32 + 72 || 71 + 31 || 73 + 71
Nirb íngnad (32) i tig Chunnmail chailfinnach (73?) salann for aran cen imm.(71) Is ménann (32?) ro-secc feoil a muintire (73) amail seccas rusc immm chrann. (71) |
(?)=auteur ziet hier een discrepantie in de tekst van Kuno Meyer.
7.6 Droignech
Is de naaam van een metrum dat uit stanza´s van vier verzen bestaat met een trisyllabisch einde. Elk vers kan uit negen tot dertien lettergrepen bestaan. De tweede en vierde versregels rijmen. De afsluitende woorden van het eerste en het derde vers moeten rijmen met een woord in de volgende verzen en halfrijm vormen met de eindrijmen.
Degsamhail Ghuaire, fiorthobar in fioroinigh, ciochoighir in chriochloigh as buaine fa bhuanfolaibh, ua na gcaithbheodhach as cora do Ghaoidhealaibh, flaithleoghan don taoirfeadhain as crodha da gcualabhair. |
8. Annotaties en bronnen
8.1 Geraadpleegde bronnen
Literatuur
- Meyer, K.; A Primer of Irish Metrics; 1909; School of Irish Learning, Hodges, Figgis &, Dublin, David Nutt, London; p. 1-26
(On line beschikbaar op Internet Archive: National Library of Schotland)
- Thurneysen, R.; Mittelirische Verslehren; In: Stokes, W.H,, Windisch E.; Irische Texte; 1891; Verlag von S. Hinzel, Leipzig; p. 1-188
(On line beschikbaar op Internet Archive: Harvard University Library, door Google gescand)
9. Aanvullende informatie
Www
- O'Brien, M.S.; Irish Poetic Forms (link verwijderd vanwege aanvalspagina); 1996-2000; Medieval Irish Poetry website; USA